e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fortuin maken fortuin: fərtuĭn (Lanaken), fortuin maken: Hēͅr zal fortyin mōͅkə (Lanaken), Hĕr zal fortuín moaken (Lanaken) Fortuin. [ZND 35 (1941)] III-3-1
framboos framboos: frabōs (Lanaken), frambōs (Lanaken), frambóóṣ (Lanaken) framboos [ZND 34 (1940)] || Hoe noemt u de framboos in het algemeen (uitspraak) [N 72 (1975)] I-7
franje franjel: franjele (Lanaken), fraunjels (Lanaken), fronjel: froinžəls (Lanaken), fronjels (Lanaken), frounjels (Lanaken) bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] III-1-3
frankrijk frankrijk: Ver̄ hɛbben in Frankriēk gezēten (Lanaken), vēͅr həbbə īn Frankrīk gəzēͅtə (Lanaken), vər hōͅbə in Frānkrik gəzēͅtə (Lanaken), vər həbbə īn vrānkrək gəzēͅtə (Lanaken) Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)] III-3-1
fruit, ooft fruit: fruit (Lanaken) [ZND 05 (1924)] I-7
futloze jongen lummel: das ənə lymməl (Lanaken), lummel (Lanaken), løml (Lanaken), pummel: da’s ene pummel (Lanaken) Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)] III-1-4
gaatjestang tang: taŋ (Lanaken) Met deze tang maakte men door middel van een holpijpje aan de bovenste zijde van de tang of door middel van een wieltje met verschillende holpijpjes ronde gaatjes voor de knoopsgaten. De informant van L 416 had een tang met 6 tandjes om verschillende gaten te maken. De informant van Q 198 kende geen gaatjestang. [N 59, 30a] II-7
gadeslaan? gadeslaan: gaaisloan (Lanaken), in ere houden: zən zoͅkə en irə hāwə (Lanaken), nagaan: zon zōͅkə nōͅgōn (Lanaken), oppassen: Z⁄n zoaken oppassen (Lanaken) Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)] III-3-1
gaffel gaffel: de gaffel (Lanaken), gaffel (Lanaken), voorste, de ~: də vø͂ͅrstə get bij zettə (Lanaken) Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)] III-3-2
galgenaas bandiet: bandiet (Lanaken), ənə bandīt (Lanaken), crapule (fr.): krapuul (Lanaken), deugniet: ənən dōͅgənēet (Lanaken), hoer: hoor (Lanaken), loeder: gemeen  ə ludər (Lanaken), nest: nēͅs (Lanaken), rotzak: rotzak (Lanaken), rotzooi: uit t Maastrichts dialect  rotsooi (Lanaken), smeerlap: smeirlap (Lanaken), smèrlap (Lanaken), vieszak: [sic]  fieszak (Lanaken) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] III-3-1