e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofdbalken van de eg balken: ba.lǝkǝ (Lanaken) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofdbord rug: ręx (Lanaken) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofddoek kopdoek: kǫp˱dōk (Lanaken), kopplag: kopplak (Lanaken), plag: plak (Lanaken) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || Hoofddoek (fr. fichu). [ZND 05 (1924)] I-4, III-1-3
hoofdkaas hoofderkees: eͅrkēs (Lanaken), hoofdvlees: høͅytfleͅi.s (Lanaken) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
hoofdkussen kussen: kø͂ͅsə (Lanaken), køͅsə (Lanaken) hoofdkussen [ZND 27 (1938)] III-2-1
hoofdluis luis: lös (mv.) (Lanaken) luis [ZND m] III-4-2
hoofdpijn koppijn: koppijn (Lanaken, ... ) ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
hoofdstel kopstuk: kopstø̜k (Lanaken) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10
hoog tijd hoog tijd: hoeg tied (Lanaken), hug tēd (Lanaken), hūg tīt (Lanaken) Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)] III-3-3
hoogdag hoogdag: də zīn ver hugdāg (Lanaken), lange ie  er zien veer hoegd-g (Lanaken), hoogtijd: ər zīn vēr hūgtijə (Lanaken) Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)] III-3-3