32771 |
hoofdbalken van de eg |
balken:
ba.lǝkǝ (Q088p Lanaken)
|
De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.]
I-2
|
34638 |
hoofdbord |
rug:
ręx (Q088p Lanaken)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
kopdoek:
kǫp˱dōk (Q088p Lanaken),
kopplag:
kopplak (Q088p Lanaken),
plag:
plak (Q088p Lanaken)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || Hoofddoek (fr. fichu). [ZND 05 (1924)]
I-4, III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofderkees:
eͅrkēs (Q088p Lanaken),
hoofdvlees:
høͅytfleͅi.s (Q088p Lanaken)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kussen:
kø͂ͅsə (Q088p Lanaken),
køͅsə (Q088p Lanaken)
|
hoofdkussen [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
lös (mv.) (Q088p Lanaken)
|
luis [ZND m]
III-4-2
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppijn (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken,
Q088p Lanaken)
|
ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
33932 |
hoofdstel |
kopstuk:
kopstø̜k (Q088p Lanaken)
|
Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.]
I-10
|
23248 |
hoog tijd |
hoog tijd:
hoeg tied (Q088p Lanaken),
hug tēd (Q088p Lanaken),
hūg tīt (Q088p Lanaken)
|
Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
23210 |
hoogdag |
hoogdag:
də zīn ver hugdāg (Q088p Lanaken),
lange ie
er zien veer hoegd-g (Q088p Lanaken),
hoogtijd:
ər zīn vēr hūgtijə (Q088p Lanaken)
|
Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|