21497 |
hartelijk |
goed:
goed ontvange (P171p Landen),
zij hébbe aas goed ontvangen (P171p Landen),
hartelijk:
onduidelijk
hattelek (P171p Landen),
vriendelijk:
vrindelek (P171p Landen)
|
Ze hebben ons gul (hartelijk, vriendelijk, enz) ontvangen. [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21458 |
haten |
haten:
hauten (P171p Landen),
houten (P171p Landen)
|
Haten. [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
27358 |
hennep |
kennep:
kɛmp (P171p Landen)
|
De onbewerkte hennep die door enkele bewerkingen geschikt wordt gemaakt voor het spinnen. De gewone hennep kan wegens de buitengewone sterkte, de betrekkelijk grote lengte en buigbaarheid der vezels als de meest geschikte stof worden beschouwd voor het vervaardigen van touwwerk (Grothe, pag. 234). Al naar gelang het land van herkomst spreekt men van inlandse, Belgische, Italiaanse, Russische, Hongaarse hennep en van Manillahennep, Javahennep enz. Iedere soort kan variëren in kwaliteit en kleur. Het woordtype kennepin duidt op de vrouwelijke hennepplant. [N 48, 12a; Wi 52; S 13]
II-7
|
34145 |
herkauwen |
repselen:
rɛpsǝlǝ (P171p Landen)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
33704 |
heuvel |
bergje:
bɛrxskǝ (P171p Landen),
heuvel:
hø̄vǝl (P171p Landen),
hø̜i̯vǝl (P171p Landen),
klein bergje:
klē bɛrxskǝ (P171p Landen),
tom:
tum (P171p Landen)
|
Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22]
I-8
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
hyǝ (P171p Landen)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|
33804 |
hoef |
poot:
put (P171p Landen)
|
[S 14; L 1a-m]
I-11
|
31598 |
hoefijzer |
hoefijzer:
ūǝf˱ɛj.zǝr (P171p Landen)
|
IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.]
II-11
|
22358 |
hoepel |
reep:
rieëp (P171p Landen)
|
Reep. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
repen:
rieëpe (P171p Landen)
|
Reepen. [Willems (1885)]
III-3-2
|