20354 |
schoondochter |
schoondochter:
sjoeëndochtër (L422p Lanklaar)
|
schoondochter [ZND 06 (1924)]
III-2-2
|
20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
sjoeënmoedër (L422p Lanklaar)
|
schoonmoeder [ZND 06 (1924)]
III-2-2
|
20150 |
schoonvader |
schoonvader:
sjoeënvaadër (L422p Lanklaar)
|
schoonvader [ZND 06 (1924)]
III-2-2
|
20353 |
schoonzoon |
schoonzoon:
sjoeënzooën (L422p Lanklaar)
|
schoonzoon [ZND 06 (1924)]
III-2-2
|
20263 |
schoonzuster |
schoonzuster:
sjôenzüstər (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
schoonzuster [ZND 06 (1924)], [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
27939 |
schoor |
poussard:
poussard (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Balk die horizontaal tussen twee ondersteuningen wordt geplaatst om te verhinderen dat de ondersteuningen door de druk gaan verschuiven. Ook Defoin (pag. 67) kent schoor in deze betekenis: "Brengen grondbewegingen de stabiliteit van de stutting in gevaar, dan worden de ramen op een afstand gehouden door tussenschoren." Volgens Vanwonterghem en Haust daarentegen wordt de schoor gebruikt als horizontale verbinding tussen de stijlen van één ondersteuning om de zijdelingse druk op te vangen. Laatstgenoemde schrijft bij het lemma "tindrê" (pag. 219): "Bois qu''on chasse, surtout en dressant, entre les deux montants du cadre de voie pour empêcher que la poussée latérale ne les rapproche." [N 95, 349; N 95, 365; N 95, 300; N 95, add.; monogr.; Vwo 624; Vwo 691; Vwo 772; Vwo 773]
II-5
|
27691 |
schoorsteen |
schouw:
šǫw (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
De woordtypen "Lange Jan" en "Lange Lies" duiden op twee schoorstenen van de Oranje-Nassau I in Heerlen. [N 95, 18; monogr.]
II-5
|
17648 |
schoot |
schoot:
shoet (L422p Lanklaar)
|
Schoot: de ruimte in de bocht tussen onderlijf en dijen bij een zittend persoon (schoot, slip, slup). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18331 |
schootsvel |
schootsvel:
šutsveͅl (L422p Lanklaar)
|
schootsvel, voorschoot van leer of grove stof, gedragen door ambachtslieden [voorvel, sloop] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17962 |
schop |
trede:
treej (L422p Lanklaar)
|
Trap: harde stoot met de voet (trap, schop, stamp, tree, tritt) [N 108 (2001)]
III-1-2
|