e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vishengel garde: puntje onder de lange e  gērt (Lanklaar) Een lange stok om te vissen. [ZND B2 (1940sq)] III-3-2
vlaai vlaai: (vr.).  vlāj (Lanklaar) Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met deegdeksel dubbelvlaai: døͅbəlvlāj (Lanklaar) Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met reepjes deeg latjesvlaai: lɛtjəs flāj (Lanklaar) Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaaienvulling spijs: (vr.).  spējs (Lanklaar) Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaams vlaams: heeë kan vloams spreeëkë (Lanklaar), vloams (Lanklaar) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || vlaams [ZND 23 (1937)] III-3-1
vlaamse gaai markolf: merkof (Lanklaar, ... ), Frings; half lang als lang omgespeld  meͅrkoͅf (Lanklaar) gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || vlaamse gaai [ZND 01 (1922)] || vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)] III-4-1
vlag drapeau (fr.): drapeau (Lanklaar), vlag: vla͂x (Lanklaar) een vlag (die aan het huis wordt uitgestoken) [ZND B2 (1940sq)] || vlag [ZND 17 (1935)] III-3-1
vlaggen vorstrussen: vērstrøsǝ (Lanklaar) Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b] II-9
vlak stuk in een pijler sprong: sprong (Lanklaar  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) [N 95, 287; monogr.] II-5