e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

Gevonden: 4196
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderx donder: doender (Lanklaar, ... ), də dōͅndər (Lanklaar), de donder (m.)  dondər (Lanklaar) donder [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donkerbruine koe vale koe: vāl [koe] (Lanklaar) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a] I-11
dons, nestveren duivelshaar: duivelshaar (Lanklaar) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1
dood (bn.) dood: dūt (Lanklaar) dood (bn) [ZND A2 (1940sq)] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  doeëd (Lanklaar) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
doodskleed doodsmantel: dutsma.ŋtəl (Lanklaar, ... ), voile: voile (Lanklaar), witte doodsmantel: witte doodsmantel (oud laken) (Lanklaar) bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)] III-2-2
doof doof: douf (Lanklaar), doͅuf (Lanklaar) doof [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-1
doofpot amerenbak: ōͅmərəbāk (Lanklaar), amerenpot: áomərəpoͅt (Lanklaar), doofpot: dōͅu̯fpoͅt (Lanklaar) doofpot [N 05A (1964)] || pot, gegoten, van ijzer, waarin men het houtskool koud laat worden (aomerepot, kriekepot, smoorpot) [N 20 (zj)] III-2-1
dooien dooien: doejë (Lanklaar, ... ), t slaakt]: ət duet (Lanklaar), doeje  dujə (Lanklaar), t wèèr geit aaf  t wēͅr geͅit àf (Lanklaar) dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier dooier: dōi̯.ǝr (Lanklaar), dōi̯ǝr (Lanklaar) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12