17958 |
trappelen |
trappelen:
trappələ (K317p Leopoldsburg)
|
Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33852 |
trappelende bewegingen maken |
trippelen:
trepǝlǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71]
I-9
|
19379 |
traproede |
baar:
báár (K317p Leopoldsburg)
|
Elk van de houten of metalen staven die een traploper op zijn plaaats houden (roe, lat) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19463 |
trede |
trap:
trap (K317p Leopoldsburg)
|
Elk van de horizontale, schuin boven elkaar gelegen delen van een trap. Bij een eenvoudige trap bevindt zich tussen de treden een open ruimte, bij andere trappen een verticaal stootbord. De treden worden van voren rond of geprofileerd bewerkt en hebben doorgaans een dikte van 28 tot 45 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104a; N 79, 15; monogr.]
II-9
|
21161 |
trein |
trein:
trein (K317p Leopoldsburg)
|
een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19292 |
treiteren |
judassen:
judasse (K317p Leopoldsburg),
koeioneren:
koejeneere(n) (K317p Leopoldsburg),
plagen:
plagen (K317p Leopoldsburg),
tergen:
terge (K317p Leopoldsburg),
treiteren:
treitere (K317p Leopoldsburg),
treiteren (K317p Leopoldsburg)
|
Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19286 |
treiterkop |
stiekemerd:
stiekemerd (K317p Leopoldsburg)
|
iemand die in het geniep, stiekem plaagt [neetoor] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20485 |
trek, eetlust |
appetijt:
apetīt (K317p Leopoldsburg),
goesting:
goesting (K317p Leopoldsburg),
smaak:
smaək (K317p Leopoldsburg)
|
hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)] || trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22743 |
trekharmonica |
harmonica:
armonika (K317p Leopoldsburg),
armonəkə (K317p Leopoldsburg),
monica:
monika (K317p Leopoldsburg),
trekorgel:
trekōͅrgel (K317p Leopoldsburg),
trekzak:
trekzak (K317p Leopoldsburg)
|
Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
17898 |
trekken |
sleuren:
sleurə (K317p Leopoldsburg)
|
Trekken: een kracht op iets uitoefenen om het te doen bewegen in de richting naar zich toe (trekken, tij(g)en). [N 84 (1981)]
III-1-2
|