18819 |
zich vervelen |
vervelen:
vervelen (K317p Leopoldsburg)
|
niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18842 |
zich verwonderen |
opkijken:
opkijken (K317p Leopoldsburg),
staan zien:
staan zien (K317p Leopoldsburg)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18219 |
zich warm aankleden |
induffelen:
induffelen (K317p Leopoldsburg)
|
zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19257 |
zich zeer slecht gedragen |
brakken:
brakken (K317p Leopoldsburg)
|
zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17977 |
ziekelijk |
ziekelijk:
ziekələk (K317p Leopoldsburg)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
hospitaal:
hospitaol (K317p Leopoldsburg)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
daz ən āəntasteͅlëəke zikteͅ (K317p Leopoldsburg),
dī zīkteͅ gāəd oveͅr (K317p Leopoldsburg),
dī zīkteͅ gāəd vüəts (K317p Leopoldsburg)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
zien:
zīn (K317p Leopoldsburg)
|
zien [RND]
III-1-1
|
17644 |
zijde |
zij:
zeij (K317p Leopoldsburg),
zɛəj (K317p Leopoldsburg)
|
de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18680 |
zijden omslagdoek |
sjaal:
sjal (K317p Leopoldsburg)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|