e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289b plaats=Leuken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitslag vertonend brandig: brɛnjex (Leuken) Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b] I-12
uitwerpselen van koeien koestront: kustront (Leuken) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
uitzetplanken bouwplanken: bǫwplɛŋk (Leuken) De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c] II-9
uitzeven van de zemelen zeven: zēvǝ (Leuken) Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.] II-1
unster ponder: punjer (Leuken) Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
urine water: water (Leuken), zeik: zęi̯k (Leuken) urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
urineren pissen: pissen (Leuken), zeiken: zęi̯kǝ (Leuken) urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
vaatdoek schoteldoek: sxuətəldōk (Leuken), schotelplag: sxuətəlplak (Leuken), schotelslet: sxuətəlslɛt (Leuken), slet: slɛt (Leuken) vaatdoek III-2-1
vademen invamen: envīǝmǝ (Leuken), vamen: vīǝmǝ (Leuken) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader oude: aoje (Leuken), pap: pap (Leuken), vader: vaâder (Leuken) vader || vader (ongunstig) || vader, papa III-2-2