e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leuken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poken rakelen: rōͅkələ (Leuken) oprakelen, oppoken (van vuur) III-2-1
pollepel potlepel: poͅtliəpəl (Leuken), soeplepel: soplepel (Leuken) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pollepel III-2-1
ponder ponder: punjer (Leuken) Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
pook rakelijzer: rōͅkəlī.sdər (Leuken), rōͅkəlī.zər (Leuken) pook III-2-1
pop, vrouwelijke zangvogel pop: póp (Leuken) pop, vrouwtje ve zangvogel III-4-1
populier (alg.) peppel: peppel (Leuken) populier III-4-3
porringdraad porringdraad: pǫreŋdroǝt (Leuken) De draad waarmee de boog wordt afgetekend. Eén uiteinde van de draad wordt vastgehecht in het porringpunt, met het andere wordt de boog bepaald. Uit de woordtypen 'metselkoord' (L 292), 'metskoord' (Q 83), 'metsdraad' (L 360) en 'metseltouw' (L 432, Q 111) blijkt dat ook het 'metselkoord' als porringdraad werd gebruikt. In L 414 werd het aftekenen met behulp van een 'klokpasser' ('klǫkpasǝr') gedaan. [N 32, 17f] II-9
porringpunt porring: pǫreŋ (Leuken) Het middelpunt van de cirkel waarvan een te metselen boog een segment is. In het 'porringpunt' wordt de porringdraad vastgehecht. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Porringdraad'. [N 32, 17e; monogr.] II-9
pos jood: joet (Leuken) pos (vis) III-4-2
poten poten: pōtǝ (Leuken) In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-5