e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luchtx lucht: loocht (Leunen), Algemene opmerking: lijst deels omgespeld volgens IPA (zie tussen rechte haken).  lócht (Leunen) lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
lucifer lucifer: lucifer (Leunen, ... ), strijker: strieker (Leunen), strijkhoutje: striekhäöltje (Leunen), zwavelenstekje: zwaevelestekske (Leunen) Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)] || lucifer [SGV (1914)] || luciferhoutje III-2-1
lui lui: lui (Leunen), vuil: voel (Leunen), werkschouw: waerkschòw (Leunen) lui || lui (traag) [SGV (1914)] || werkschuw, lui III-1-4
lui (lieden) lui: luj (Leunen), volk: folk, ’t - (Leunen) lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] III-3-1
luias luias: løjas (Leunen) De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45] II-3
luid schreien krijten: kriete (Leunen, ... ) krijten [SGV (1914)] III-1-4
luiden luiden: luje (Leunen) luiden [SGV (1914)] III-3-3
luien luien: løjǝn (Leunen) Zakken met hand-, wind- of waterkracht optrekken. [N O, 26a] II-3
luier kinderdoek: kienderdoēk (Leunen), luier: luier (Leunen), pisdoek: pisdoēk (Leunen), pisduūk (Leunen) luier [SGV (1914)] III-2-2
luieren lapzwansen: lápswánze (Leunen) niets doen, de nietsnut uithangen III-1-4