20834 |
pruimenvlaai |
pruimenvlaai:
proemeflaaj (L211p Leunen)
|
pruimevlaai
III-2-3
|
21354 |
pruis |
pruis:
Pruis (L211p Leunen)
|
Pruis [SGV (1914)]
III-3-1
|
21355 |
pruisen |
pruisen:
Pruise (L211p Leunen)
|
Pruisen (land) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18926 |
prutsen |
doddelen:
doedele (L211p Leunen),
froemelen:
froemele (L211p Leunen),
hampelen:
hámpele (L211p Leunen),
ineenflansen:
ienén flânse (L211p Leunen),
ineenflatsen:
ienén flatse (L211p Leunen),
ineenfleren:
cf. VD p. 776, s.v. "fleren
ienén flaere (L211p Leunen),
ineenkloten:
ienén kloeëte (L211p Leunen),
klooien:
klojje (L211p Leunen),
kloten:
kloeëte (L211p Leunen),
klungelen:
klungele (L211p Leunen),
knommelen:
Mar.: Contaminatie van klommelen en knoeien? cf. Schuermans p. 256 s.v. "klommel"= "iemand of iets van weinige, van geen waarde..... Vanhier t o.w. klommelen......den tijd met beuzelarijen overbrengen, niets goeds verichten... Vanhier nog klommeleer, geklommel, verklommelen, d.i. bederven, verspillen (Limb.)
knoemele (L211p Leunen),
trontelen:
tròntele (L211p Leunen)
|
klooien, prutsen, klunzen, klungelen || knutselen, prutsen || met veel moeite en slordig in elkaar zetten || onhandig doen || prutsen || prutsen, aanklooien || slordig in elkaar zetten || slordig, vlug in elkaar prutsen || werk doen dat geen zin heeft, ondeugdelijk werk doen
III-1-4
|
18908 |
prutser |
hampelaar:
hámpeler (L211p Leunen),
klooierd:
klojjerd (L211p Leunen),
pieler:
pieler (L211p Leunen),
sukkelaar:
sukkeler (L211p Leunen)
|
iemand die veel prutst, klungelt etc. || onhandig persoon, onnozele || prutser || sukkelaar [SGV (1914)]
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
blagengedoe:
blagegedoej (L211p Leunen),
knommelarij:
Mar.: Contaminatie van klommelen en knoeien? cf. Schuermans p. 256 s.v. "klommel"= "iemand of iets van weinige, van geen waarde..... Vanhier t o.w. klommelen......den tijd met beuzelarijen overbrengen, niets goeds verichten... Vanhier nog klommeleer, geklommel, verklommelen, d.i. bederven, verspillen (Limb.)
knoemelereej (L211p Leunen),
pielwerk:
piel(e)waerk (L211p Leunen)
|
prutswerk || waardeloos werk
III-1-4
|
20311 |
puber |
hangoor:
hángoeër (L211p Leunen)
|
opgroeiende jongen/meisje
III-2-2
|
20651 |
pudding |
podding:
podding (L211p Leunen)
|
pudding
III-2-3
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pȳmstiǝn (L211p Leunen)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
punt:
pønt (L211p Leunen)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|