31746 |
timmermansgereedschap |
timmergerei:
temǝrgrɛj (L211p Leunen)
|
Verzamelnaam voor alle werktuigen en gereedschappen die door de timmerman worden gebruikt bij het bewerken van het hout. [N 55, 179a; monogr.]
II-12
|
24255 |
tochtig |
bokkig:
bokex (L211p Leunen),
rinds:
rens (L211p Leunen),
rits:
rets (L211p Leunen, ...
L211p Leunen),
tochtig:
tøxtǝx (L211p Leunen),
varrig:
varex (L211p Leunen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
33652 |
toegang tot akker |
voergat:
vurgat (L211p Leunen)
|
[N 11, 8]
I-8
|
19663 |
toilet |
huisje:
hyskə (L211p Leunen),
Iemes dén \'t huËske schónhildt, zet duk mieër uut, as de riekste stinker dén \'t smerreg mikt Van aermoej nog génaens nor \'t huËske ho‰ve: zeer arm zijn
huūske (L211p Leunen),
plee:
plee (L211p Leunen),
poepdoos:
poepdoeës (L211p Leunen),
ton:
Ik mòt iefkes op de tón Die femille kunde baeter òp de tòn hebbe as án de toffel: gezegde voor mensen die bekend staan als profiteurs bij het eten
tòn (L211p Leunen)
|
spottende benaming voor w.c. || toilet || w.c., plee || w.c., toilet || wc, toilet [N 05A (1964)]
III-2-1
|
21380 |
tol betalen |
tol betalen:
tol betale (L211p Leunen)
|
tol betalen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21381 |
tolgaarder |
tolgaarder:
tolgaarder (L211p Leunen)
|
tolgaarder [SGV (1914)]
III-3-1
|
19542 |
tondeldoos |
tondeldoos:
toonteldoeës (L211p Leunen)
|
tondeldoos
III-2-1
|
17620 |
tong |
tong:
tong (L211p Leunen),
tǫŋ (L211p Leunen)
|
De gemetselde afscheiding tussen twee rookkanalen in een schoorsteen. De term 'wang' (L 270) wordt doorgaans gebruikt voor de zijmuren van een uitgebouwd rook- en/of wasemkanaal. [N 32, 25c; monogr.] || tong [DC 01 (1931)]
II-9, III-1-1
|
20893 |
tongenworst |
tongenworst:
tòngewaorst (L211p Leunen)
|
tongeworst
III-2-3
|
30128 |
tongewelf |
tongewelf:
tǫngǝwølf (L211p Leunen)
|
Gewelf waarvan de dwarsdoorsnede een halve cirkel of een ellips is. [N 32, 22b]
II-9
|