e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limbricht

Overzicht

Gevonden: 2000
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zitvlak van een broek boksenbodem: bôksebaom (Limbricht) zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)] III-1-3
zomerkapmanteltje pelerine (<fr.): pelrien (Limbricht) kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)] III-1-3
zomerkleren zomerkleren: zomerkleijer (Limbricht) zomerkleren [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse kleren `s zondagse kleren: sôndigse kleijer (Limbricht) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse schort `s zondagse scholk: sŭnjigsesjolk (Limbricht) schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)] III-1-3
zool van een schoen zool: zaol (Limbricht) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoon jong: joeng (Limbricht), zoon: zoon (Limbricht) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] III-2-2
zout zout: zaut (Limbricht) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuchten zuchten: zuchte (Limbricht) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuiken: zoeke (Limbricht, ... ), zoekke (Limbricht), zukə (Limbricht) limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [DC 38 (1964)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3