18198 |
zitvlak van een broek |
boksenbodem:
bôksebaom (L434p Limbricht)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18636 |
zomerkapmanteltje |
pelerine (<fr.):
pelrien (L434p Limbricht)
|
kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zomerkleijer (L434p Limbricht)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
sôndigse kleijer (L434p Limbricht)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18328 |
zondagse schort |
`s zondagse scholk:
sŭnjigsesjolk (L434p Limbricht)
|
schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18342 |
zool van een schoen |
zool:
zaol (L434p Limbricht)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20189 |
zoon |
jong:
joeng (L434p Limbricht),
zoon:
zoon (L434p Limbricht)
|
(zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20826 |
zout |
zout:
zaut (L434p Limbricht)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zuchte (L434p Limbricht)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
zuiken:
zoeke (L434p Limbricht, ...
L434p Limbricht),
zoekke (L434p Limbricht),
zukə (L434p Limbricht)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [DC 38 (1964)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|