19510 |
waterketel, moor |
moor:
mūr (P046p Linkhout)
|
de gewone ketel om water te koken (fr. bouilloire) [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
26809 |
waterlossing |
gracht:
(mv.)
grǫxtǝ (P046p Linkhout)
|
Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22]
II-4
|
33631 |
waterput |
put:
pyt (P046p Linkhout),
pøt (P046p Linkhout)
|
[RND 04] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
33093 |
waterring van de mijt |
waterlaag:
watǝrlōx (P046p Linkhout)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
22860 |
weddenschap |
wedding:
wɛdiŋ (P046p Linkhout)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
29145 |
weefkamer |
kamer:
kāmǝr (P046p Linkhout)
|
De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I]
II-7
|
21518 |
weekblad? |
illustratie (<fr.):
illustroatie (P046p Linkhout)
|
weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
bamistijd:
= 1e zond. v. oktober.
baməstet (P046p Linkhout),
ijsheiligen:
= 3 dagen voor O.H. hemelvaart.
eͅsheͅləgə (P046p Linkhout)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25112 |
weerlichten |
weerlichten:
⁄t wijər lēxt (P046p Linkhout)
|
weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
heilicht:
heilicht (P046p Linkhout),
heͅlext (P046p Linkhout)
|
weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] || weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|