e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

Gevonden: 3995
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gemene vrouw jean: zjao (Loksbergen), klabas: klàbàs (Loksbergen), tang: tàng (Loksbergen), teef: tijf (Loksbergen), venijn: vənéjən (Loksbergen), vernijn: fərnéjən (Loksbergen) een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)] III-1-4
gemoed ijver: ievər (Loksbergen) het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)] III-1-4
generale absolutie volle aflaat: vollə aflóót (Loksbergen) Een generale absolutie, waaraan een volle aflaat is verbonden [jeneraal-abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
genezen genezen: gənijəzə (Loksbergen) Genezen: hersteld, beter (klaar). [N 84 (1981)] III-1-2
genoegen (doen) content: kòntènt (Loksbergen) tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)] III-1-4
gepachte hoeve, pachtgoed geleg: [geleg] (Loksbergen), winning: weneŋ (Loksbergen) Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6
geprimeerde stier prijsvar: prɛ̄s˲vē̜r (Loksbergen) Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b] I-11
geraamte geraamte: gəreͅmtə (Loksbergen) een geraamte [ZND 01u (1924)] III-1-1
gereed gedaan: gədən (Loksbergen), klaar: klijər (Loksbergen), kliər (Loksbergen), vaardig: véédig (Loksbergen) gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)] || klaar [ZND m] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)] III-1-4
geren geren: gīrǝ (Loksbergen) Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10] II-7