e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoeftouw hoefzeel: huf˲zijǝl (Loksbergen) Het touw dat gebruikt wordt om de hoef die beslagen moet worden, vast te binden. [N 33, 376] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hŏĕk (Loksbergen), huk (Loksbergen), hoekje: hykukə (Loksbergen), top: tip (Loksbergen) de ruimte tussen twee rechte lijnen of twee vlakken die elkaar ontmoeten [oord, hoek, winkel] [N 91 (1982)] || hoek [ZND 01 (1922)] III-4-4
hoekstekken hoekstekken: hukstɛkǝ (Loksbergen) De op ieder van de vier hoeken geplaatste, rechtopstaande wissen. Zie ook afb. 282. [N 40, 81] II-12
hoepel reep: riejep (Loksbergen) a) Grote houten of ijzeren ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt [hoepel, reep, kuil]. [N 88 (1982)] III-3-2
hoepelen repen: riejepe (Loksbergen) b) Met de hoepel spelen [hoepelen, banden, repen]. [N 88 (1982)] III-3-2
hoest hoest: hūst (Loksbergen) hoest [ZND m] III-1-2
hoeveelheid halmen voor een halve schoof geleg: gǝlęx (Loksbergen) In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.] I-4
hogen hogen: hōēgə (Loksbergen), hūūgə (Loksbergen) de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)] III-3-1
hommel hommel: hoeməl (Loksbergen) Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] III-4-2
homp brood homp: hŏĕmp (Loksbergen) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3