e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mandenmakersmes steekmes: stēkmɛs (Loksbergen) Mes waarmee het uiteinde van de wissen wordt aangepunt. Zie ook afb. 272. [N 40, 44] II-12
mandenmakersplank zitberd: zet˱bɛt (Loksbergen) De plank waarop de mandenmaker zit tijdens het vlechten. Zie ook afb. 268. In Maastricht (Q 95) zat de mandenmaker op een bankje (bɛ̄ŋskǝ) en in Weert (L 289) op een stoeltje. In Stokkem (L 423) zat de mandenmaker niet op zijn knieën, maar leunde hij tegen een rugplank. [N 40, 76] II-12
mandenmakersschaar wissenscheer: wesǝsxē̜r (Loksbergen) Schaar waarmee de mandenmaker de wissen op maat knipt en de uiteinden van de bodemstekken afknipt. Zie ook afb. 267. [N 40, 41; monogr.] II-12
manen manen: mǭnǝ (Loksbergen) Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21] I-9
manier goesting: gòisting (Loksbergen), trek: trék (Loksbergen) de wijze waarop men iets doet of waarop iets verricht kan worden [benier, gunstig, manier, gedwasje] [N 85 (1981)] III-1-4
manken hinken: hinkə (Loksbergen), pinken: pinkə (Loksbergen), taffelen: tàfələ (Loksbergen) Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (honkelen, lammen, knakken). [N 84 (1981)] III-1-2
mankeren mankeren: mànkijrə (Loksbergen), schelen: schilə (Loksbergen) Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)] III-1-2
mannelijk geslachtsorgaan prul: prul (Loksbergen), zak: zaak (Loksbergen) mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)] III-1-1
mannelijk kalf varrenkalf: vē̜rǝ[kalf] (Loksbergen) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk schaap bok: bok (Loksbergen), weer: wēi̯r (Loksbergen) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12