24315 |
fret |
fret:
freͅt (P047p Loksbergen)
|
fret [ZND m]
III-4-2
|
17598 |
fronsen |
fronsen:
frònsə (P047p Loksbergen),
Mogelijkheid onderlijnd in vraagstelling.
fronsen (P047p Loksbergen)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)] || Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
muiken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
mø̄kə (P047p Loksbergen)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
20494 |
fruit eten |
knotsen:
knòtsə (P047p Loksbergen)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33529 |
fruit, ooft |
fruit:
fruit (P047p Loksbergen),
frø͂ͅt (P047p Loksbergen)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
20536 |
fruiten |
braden:
boven de eerst soi een streepje
brənə (P047p Loksbergen)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17807 |
gaan |
gaan:
goͅin (P047p Loksbergen)
|
gaan [ZND m]
III-1-2
|
25233 |
gaan liggen (van de wind) |
liggen:
liggə (P047p Loksbergen)
|
gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20530 |
gaar |
murw:
mərf (P047p Loksbergen),
plat:
plàt (P047p Loksbergen)
|
gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] || moes worden; Hoe noemt U: Tot moes koken (moezen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
28762 |
gabardine |
gabardine:
gabardin (P047p Loksbergen)
|
Wollen, halfwollen, katoenen of zijden stof met hoogliggende, steile keper, waterdicht gemaakt voor regenkleding (Van Dale, pag 804). [N 62, 87; N 62, 98; N 59, 201; N 62, 75f; MW; monogr.]
II-7
|