e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hor zeefje: zifkə (Lommel) een scherm van groenen metaaldraad, dat voor de open ramen wordt geplaatst om vliegen, enz. buiten te houden [ZND 35 (1941)] III-2-1
horen horen: højərə (Lommel), højərən (Lommel, ... ) horen [N 10b (1961)] III-1-1
horens verwijderen afkappen: afkapn (Lommel) Als de kop tot aan de horens afgehuid is, worden ze met een (hak)mes of een zaag bij de inplant verwijderd. In vele gevallen worden de horens met een bijl erafgeslagen. De woordtypen "blijven" en "ze aan het vel laten" duiden erop dat de horens a.h.w. aan de huid blijven vastzitten. [N 28, 42; monogr.] II-1
horizontale sluitbalk van een poort sluithout: slø̜i̯tāt (Lommel), sluitlat: sløi̯tlat (Lommel), stalhout: stalhāt (Lommel) Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.] I-6
horloge horloge: een gaaw harlouzie (Lommel), hoͅrluzij (Lommel), ’n gaawe horloezjie (Lommel), ’n gauwen orloezjie (Lommel), loge: een gaawe luzzie (Lommel) een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge III-1-3
horrelvoet horzelvoet: horselvoet (Lommel), paardsvoet: #NAME?  pjesvoet (Lommel) Misvormde voet (hompelvoet, horrelvoet, paardevoet, klompvoet). [N 107 (2001)] III-1-2
hortensia hortensia: hortensia (Lommel) [DC 76 (2002)] I-7
hotsen hotsen: hotsen (Lommel), schokkelen: schokkelen (Lommel), schokken: schokkend (Lommel) Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, hobbelen, stokken) [N 108 (2001)] III-1-2
houden houden: hāāūwen (Lommel) houden (houwen) [ZND m] III-1-2
houden van gaarne zien: geire zien (Lommel), iemand gèren zien (Lommel), gere: e als in den maar dan lang  jemand gere zien (Lommel), houden van: er veul van jauwen (Lommel), van iemand jawen (Lommel) Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] III-3-1