e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haasje-over bokspringen: /  bokspringen (Lommel), krombokspringen: krombok springen (Lommel), (ww.)  krombok springen (Lommel), /  krombok (Lommel), krombokspringen (Lommel), Ss. van krom + bok: krom(gebogen) zodat het lichaam een bok (schraag) vormt.  krombok spreŋən (Lommel) / [SND (2006)] || het spel waarbij elke speler op zijn beurt achtereenvolgens over al de anderen die voorovergebogen, met de handen op de knie, op een rij staan, heenspringt [pieën, over het lijfje springen, bokspringen, voetje, broek over de haag] [N 112 (2006)] || Krombok springen: spel waarbij één of meer kinderen om beurt voorovergebogen gaan staan en over elkaar springen. III-3-2
haast haast: hóst (Lommel) haast (is er zoveel ... bij?) III-1-4
haast hebben gepresseerd zijn: gepresseerd zèn (Lommel) Grooten haast hebben [ZND 26 (1937)] III-1-4
haastig haastig: hozjtig (Lommel) haastig [ZND 26 (1937)] III-1-4
hagedis heislangetje: hêjslengske (Lommel) hagedis, de gewone, lacerta agilis [ZND 47 (1950)] III-4-2
hagelen hagelen: hagelen (Lommel) hagelen [ZND 26 (1937)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel duivenei: døͅyvən äi hloͅt (Lommel), hagelsteen: hagəlsteiən (Lommel) hagelsteen, hagelkorrel [N 22 (1963)] III-4-4
hagelx hagel: hagel (Lommel) hagel [ZND 26 (1937)] III-4-4
hak grondhaak: grǫnthāk (Lommel), haak: hāk (Lommel), hak: hak (Lommel, ... ), hakje: hɛkskǝn (Lommel), hiel: hil (Lommel), kapper: kapǝr (Lommel), krabber: krabǝr (Lommel), patattenhaak: pǝtatǝnhāk (Lommel), patattenhak: patatǝhak (Lommel), pollevie: pǫlǝvi (Lommel), pǫlǝvi-j (Lommel), talonnetje: talǫnǝkǝ (Lommel) De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.] || Werktuig om de grond los te hakken, spade met een gekromd blad. Het gereedschap had een algemeen doel en diende, behalve om te wieden, ook voor andere doeleiden, zoals het schrapen (van strooisel of mest), het egaliseren van te diep uitgereden karresporen, het aanhogen van aardappelen (vergelijk het lemma Aanaardhak), enz. Deze nevendoeleinden zijn hier en daar in de benamingen terug te vinden. [N 11, 88; N 12, 45; N 15, 4 en 6a; N 18, 37, 40 en 41; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 42, 40; monogr.] I-5, II-10
hak van een schoen hak: hak (Lommel, ... ), Zie ook pollevie.  hak (Lommel), hiel: heerenschoen  ne hiel (Lommel), pollevie: pollevie (Lommel, ... ), Hak van een schoen.  poləvi (Lommel), poləvij (Lommel), hiel van damesschoen  polleviej (Lommel), Hilzo.wel  polləvij (Lommel), Is een volledige hiel.  pollevie (Lommel), schoenhak  pòllevie (Lommel), Veroud. Fr. pont-levis &gt; Sp. polevi. WNT XII, kol. 3180: pollevij.  poͅləvij (Lommel), talon (fr.): Zie ook hak en pollevie.  taloͅn (Lommel), talonnetje (<fr.): dameschoen  tallonneke (Lommel) De verhoging van leer onder de hiel van de voet? (hak, pollevie?)Zie tek. 126a. [N 60 (1973)] || hak (van damesschoen) || hak (van schoen) || hak van damesschoen || hak van een schoen [pollevie, plevie, hiel] [N 24 (1964)] || hoe heet het achterdeel van de schoen (fr. talon) ? [ZND 29 (1938)] || Kent u het woord pollevie? Uitspraak en betekenis. toelichting: wat wordt hiermee bedoeld? [ZND 48 (1954)] || Pollevie? [N 60 (1973)] || pollevij, pollevie (uitspraak en betekenis) [ZND 40 (1942)] III-1-3