e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
honingzeef zift: zift (Lommel) Toestel gemaakt van metalen gaas waarmee de honing gezuiverd wordt van stukjes broed, wasdeeltjes en ander afval. Bij voorkeur gebruikt men een bolvormige of puntvormige zeef. [N 63, 127a; Ge 37, 176; monogr.] II-6
hoofd kop: de aoren van zijne kop (Lommel), kej (Lommel), koͅp (Lommel, ... ) [N 10 (1961)]de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || hoofd [N 10b (1961)] III-1-1
hoofd (spotnamen) appel: apəl (Lommel, ... ), bol: boͅl (Lommel, ... ), ik geef u seffens een lap tegen uwe(n) bol  boͅl (Lommel), Seffens sla ik tegen uwen bol  boͅl (Lommel), kei: ga weg met uwe kaai !  keͅj (Lommel), knikker: kne⁄ər (Lommel), hij stootte met zijne knikker ergens tegen  kne⁄ər (Lommel), Pas op voor uwe knikker  kne⁄ər (Lommel), knotser: ik liep met mijn knotser tegen een muur  knotsər (Lommel) [N 10 (1961)]hoofd [N 10b (1961)] III-1-1
hoofdbalken van de eg [eg]balken: [eg]˱balǝʔǝn (Lommel), balken: balǝʔǝn (Lommel) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofdbord hoofdberd: høbøt (Lommel), rug: røx (Lommel), schoft: sxoft (Lommel) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofddoek doek: duk (Lommel), foulard (fr.): foulard (Lommel), neusdoek: nyzduk (Lommel), tipsjaal: zie WNT: tip (I), ss. Tipdoek, hals- of hoofddoek die met een tip op de rug wordt vastgespeld.  tepšäl (Lommel) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] I-4, III-1-3
hoofdkaas hoofdkaas: hyətkēs (Lommel), kipkap: kepkap (Lommel), kepkáp (Lommel, ... ), veel fijner dan preskop  kepkap (Lommel) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)], [Goossens 1c (1955b)] || kipkap || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)] III-2-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen kap: kab (Lommel), kap (Lommel) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3
hoofdkussen kopkussen: koͅpkøsə (Lommel), kussen: køsə (Lommel), oorkussen: ōərkøsə (Lommel), oorpeluw: vero.  jøͅrpøͅlək (Lommel), jøͅrpøͅləŋ (Lommel) hoofdkussen [ZND 27 (1938)] || oorkussen III-2-1
hoofdluis luis: lūīs (Lommel), løi̯s (Lommel, ... ) hoofdluis [N 26 (1964)] || luis [Willems (1885)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2