24544 |
mispel |
mispel:
mespəl (K278p Lommel)
|
mispel
III-4-3
|
25166 |
mist, nevel (alg.) |
dauw:
nevel = daaw aa als in miaaw
daaw (K278p Lommel),
dikke mist:
ne dikke mist (K278p Lommel),
dikke moek:
nen dikke mok (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
mist = mok
n dikke mok (K278p Lommel),
moek:
moͅk (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] || mist, nevel [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|
24929 |
modder, slijk |
drek:
drek (K278p Lommel),
modder:
modder (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
moos:
moos (K278p Lommel),
slijk:
slijk (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
modder, slijk [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|
24425 |
modderkruiper |
modderkruiper:
moͅdərkrøipər (K278p Lommel),
slijkduiveltje:
sleͅikdyvəlkən (K278p Lommel)
|
weeraal: Hoe heet de weeraal of modderkruiper, een gestreept slangvormig visje met voeldraadjes aan de bek dat in sloten en poelen voorkomt en bij naderend onweer onrustig wordt? [N100 (1997)]
III-4-2
|
18760 |
mode |
mode:
mouədə (K278p Lommel)
|
mode
III-1-3
|
31916 |
moderne slijpsteen |
amaril:
amǝręl (K278p Lommel)
|
Kunstmatig gevormde slijpsteen, vervaardigd uit amaril (d.i. aluminium-oxyde) of carborundum (d.i. siliciumcarbid), die wordt gemonteerd op een elektrische slijpmachine of op het slijphulpstuk van een boormachine. Moderne slijpstenen kunnen in verschillende formaten en korrelgroottes uitgevoerd zijn. [N 53, 49c; monogr.]
II-12
|
19198 |
moed |
moed:
mŏĕwt (K278p Lommel)
|
moed
III-1-4
|
20331 |
moeder |
ma:
màà (K278p Lommel),
moe:
mŏĕ (K278p Lommel),
moeder:
mŏĕ(w)dər (K278p Lommel),
moene:
món (K278p Lommel)
|
ma || moed || moeder
III-2-2
|
23928 |
moeder gods |
moeder gods:
moewder gods (K278p Lommel)
|
De Moeder Gods, Moeder Godes [de Modder-Joaëdes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|