e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
treuren treuren: tréúrən (Lommel) treuren III-1-4
treuzelaar trijzel: trééjzəl (Lommel) treuzel, talmster III-1-4
treuzelen frutselen: freutselen (Lommel), frutselen (Lommel), taffelen: taffelen (Lommel), trakken: cf. WNT XVII-1, kol. 1843 s.v. "trakken (I) (andere vorm van "trekken) "talmen, dralen, blijven hangen of zeuren  tràʔən (Lommel), treuzelen: dieë joenge ka treuzelen (Lommel), trééjzələn (Lommel) Die jongen kan treuzelen (hij doet alles langzaam en verdroomt zijn tijd; geef de gemeenzame dialectwoorden en uitdrukkingen aan om dit uit te drukken). [ZND 37 (1941)] || talmen || treuzelen, talmen || wat zegt ge van iem. die zeer langzaam werkt ? Hij zit daar te ... (sammelen, teuten, nisselen, enz.) [ZND 42 (1943)] III-1-4
triplex triplex: triplɛks (Lommel) Plaat die gevormd wordt door het kruiselings op elkaar lijmen van drie dunne lagen hout, waardoor het geheel niet kan gaan trekken of krimpen. [N 56, 7a; monogr.] II-12
troebele ogen (het) treurt: trø̜̄rt (Lommel) [N 8, 94g] I-9
troef troef: nen troef (Lommel), troef (Lommel, ... ), Ge moet niet direct al uw troef afspelen. Troef draaien. Troef bekennen.  truf (Lommel) Troef. [Willems (1885)] || Troef: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2
troep biggen in het algemeen klocht: kloxt (Lommel), nest: nē̜st (Lommel), nęst (Lommel) In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.] I-12
troep kippen klocht: kloxt (Lommel), klōxt (Lommel) Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.] I-12
troeven kopen: kopen (Lommel), Sub kopen.  nə slach kopən (Lommel), troeven: troeven (Lommel), Waarom troeft ge toch niet?  truvən (Lommel) (Kaartsp.) Een slag kopen. || met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden] [N 112 (2006)] || Troeven. III-3-2
troffel troffel: trofǝl (Lommel), truweel: trǝwēǝl (Lommel) Metselaarsgereedschap, bestaande uit een metalen blad van driehoekige vorm aan een gekromde steel met houten handvat. De troffel wordt gebruikt om specie op de stenen te brengen en uit te strijken en om metselstenen op maat te hakken. Zie afb. 1a. Het woordtype schmeisstroffel was in Q 121 van toepassing op een troffel die bij het pleisteren werd gebruikt. De voorkant van het blad van deze troffel was, in tegenstelling tot dat van de gewone troffel, niet rond maar recht afgewerkt. Zie ook het lemma 'pleisteren'. [Wi 3; N 30, 7a; monogr.] II-9