20727 |
vlaai |
vlaai:
vlòwəj (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
Syst. Grootaers
vloͅu̯i̯ (K278p Lommel),
Verklw. vl#u\\i¿\\n
vloͅuəi (K278p Lommel)
|
fijn gebak dat de huismoeders vooral ter gelegenheid van de kermis klaarmaken [ZND 48 (1954)] || taart || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
appelvlaai:
appelvlaoi (K278p Lommel),
dekselvlaai:
Syst. Grootaers
dɛksəlvloͅu̯i̯ (K278p Lommel),
taart:
toert (K278p Lommel),
toe appelvlaai:
toew appelvlòuie (K278p Lommel),
toe vlaai:
toewe vlaai (K278p Lommel)
|
een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)] || Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20731 |
vlaai met reepjes deeg |
biesjesvlaai:
Syst. Grootaers
biskəs˃vloͅu̯i̯ (K278p Lommel)
|
Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20729 |
vlaaienvulling |
spijs:
spēͅis (K278p Lommel),
Syst. Grootaers
spɛi̯s (K278p Lommel)
|
spijs, vruchtenmoes || Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21424 |
vlaams |
vlaams:
vlams (K278p Lommel),
Vlams (K278p Lommel)
|
vlaams [ZND 23 (1937)] || Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
30136 |
vlaams verband |
kops met gewoon verband:
kǫps me gǝwōwǝn vǝrbānt (K278p Lommel)
|
Verband, doorgaans toegepast bij muren dikker dan een halve steen, waarbij in iedere laag zowel koppen als strekken zijn verwerkt. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop; tweede laag: kop, strek, kop, strek, kop, strek; derde laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 20). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24e; monogr.]
II-9
|
24266 |
vlaamse gaai |
bonte merel:
bontəmɛ̄rəl (K278p Lommel),
Frings, omgesp.
bontə mɛ̄rəl (K278p Lommel),
hikster:
hekstər (K278p Lommel),
hekstər, hestər (K278p Lommel),
hikster (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
hèkster (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
Frings, omgesp.
heksər (K278p Lommel),
roeter:
roeter (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel),
Frings, omgesp.
rutər (K278p Lommel),
rotzak:
Frings, omgesp.
roͅtsak (K278p Lommel)
|
gaai || gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || vlaamse gaai [ZND 01 (1922)] || vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)]
III-4-1
|
21394 |
vlag |
drapeau (fr.):
drapeau (K278p Lommel)
|
vlag [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
30487 |
vlaggen |
russen:
røsǝ (K278p Lommel)
|
Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b]
II-9
|
19413 |
vlam |
vlam:
vlam (K278p Lommel)
|
vlam
III-2-1
|