33199 |
aardappelziekten |
het zwart:
t swɛrt (K278p Lommel),
krolziekte:
krǫlziktǝ (K278p Lommel),
krul:
krǫl (K278p Lommel)
|
Door de intensieve cultuur van aardappelen en omdat men de pootaardappelen won uit de oogst van eigen veld van het jaar ervoor, was de aardappelplant bijzonder vatbaar voor allerlei ziekten. Het aantal ziekten is dan ook zeer groot en het aantal opgaven voor aardappelziekten navenant. Aan de hand van de opgaven is hier de volgende indeling aangehouden: schimmel- en bacterieziekten, virusziekten en voedingsziekten, telkens, waar mogelijk met enkele onderafdelingen. De bijzonderheden worden in het corpus van het lemma gegeven. Vergelijk ook het WBD, I, aflevering 8, 1478-1480. [N 12, 8; monogr.]
I-5
|
33482 |
aardbei |
aardbes:
Ook: ZND 19A, 003; en ZND 1u en ZND 1 a-m
erbezen (K278p Lommel),
aardbezie:
èrbezië (K278p Lommel),
aardbezing:
ferbizich (K278p Lommel),
jarbezeŋ* (K278p Lommel)
|
[DC GV (1935) M] [ZND 19A (1936)]aardbei
I-7
|
20735 |
aardbeienvlaai |
aardbezinvlaai:
Syst. Grootaers
eͅrbežənvloͅu̯i̯ (K278p Lommel)
|
Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)]
III-2-3
|
29574 |
aarden pot |
stenen pot:
stējǝnǝn pǫt (K278p Lommel),
stē̜nǝ(n) pǫt (K278p Lommel)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
19509 |
aardewerk |
aardewerk:
ɛi̯ərwɛrək (K278p Lommel)
|
aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17653 |
aars |
gat:
gat (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
hol:
hol (K278p Lommel),
knalpot:
Schertsend.
knalpot (K278p Lommel),
kont:
kǫnt (K278p Lommel)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars, darmuitgang [N 10c (1995)]
I-9, III-1-1
|
17654 |
aarsspleet |
reet:
reet (K278p Lommel)
|
aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
24073 |
aartsbisschop |
aartsbisschop:
ɛrtsbiskoͅp (K278p Lommel)
|
Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23897 |
aartsengel |
aartsengel:
aardzengel (K278p Lommel)
|
Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22741 |
aas in het kaartspel |
haas:
hazen (K278p Lommel),
hetten haas (K278p Lommel),
Hazen uitspelen is verkeerd.
hoͅuəs (K278p Lommel),
spelling: "haas
hoͅuəs (K278p Lommel)
|
Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - I. Aas. [DC 52 (1977)] || Haas, 2) Kaartsp.: aas. || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)]
III-3-2
|