19414 |
rook |
rook:
rūək (L248p Lottum)
|
rook [SGV (1914)]
III-2-1
|
20676 |
room |
room:
roeeme (L248p Lottum)
|
room [SGV (1914)]
III-2-3
|
20084 |
roos (rosa) |
roos:
roees (L248p Lottum)
|
roos [SGV (1914)]
III-2-1
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
rejaal (L248p Lottum, ...
L248p Lottum,
L248p Lottum,
L248p Lottum,
L248p Lottum),
roiaal (L248p Lottum),
royaal (L248p Lottum, ...
L248p Lottum)
|
gul [SGV (1914)] || ribbel (= gul, gezegd van een mens Kent u dit woord in de betekenis die er achter staat? [DC 26 (1954)] || royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
timpelteer:
tepeltêr (L248p Lottum)
|
rozenbottel [SGV (1914)]
III-4-3
|
17767 |
rug |
rug:
rug (L248p Lottum),
ruk (L248p Lottum, ...
L248p Lottum)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
32578 |
ruige mest |
lang mest:
lãŋk [mest] (L248p Lottum),
ruw mest:
rǫu̯ [mest] (L248p Lottum)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
33436 |
ruimte tussen opeenvolgende gebinten |
vak:
vak (L248p Lottum)
|
Het vak of de ruimte tussen de opeenvolgende gebinten in een stal of in een schuur, die wordt begrensd door de vlakken van twee gebinten en de buitenmuur of door één gebint en twee muren die dan een hoek vormen. Zie afbeelding 18 en de plattegronden bij paragraaf 1.2. Bij driebeukige gebouwen omvat zo''n vak een deel van de middenbeuk en een deel van de zijbeuken. Bij éénbeukige gebouwen kan begripsverwarring ontstaan met de ruimte tussen de stijlen, die immers in de buitenmuren staan. Zie daarom ook het lemma "ruimte tussen de stijlen" (3.3.9). Omdat bij éénbeukige gebouwen de gebinten vaak niet zo duidelijk zichtbaar zijn (vooral in de stallen) en bij nieuwere gebouwen met dragende muren gebinten ontbreken, is de in dit lemma bedoelde ruimte voor vele informanten een onbekend begrip (met name in L 269, 271, 289, 296, 330, 375, 378, 378*, 381b, 0426, 429, Q 15, 32, 32a, 95, 99, 102, 112, 119, 121, 196, 203, 208 en 222). Van belang en interessant is de metonymische naamsoverdracht die zich in dit lemma herhaaldelijk voordoet: de benaming van de gebinten gaat over op die voor de ruimte tussen de gebinten. Zie afbeelding 15.' [N 4, 3; N 4A, 9a; A 25, 17]
I-6
|
33750 |
ruin |
ruin:
ryn (L248p Lottum)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
rōēten oas (L248p Lottum)
|
Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|