e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hek, hekwerk schei: sjei (Lutterade) Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)] III-2-1
hek, poortje vauweren: vaauwere (Lutterade), veken: vĕke (Lutterade) hek [SGV (1914)] III-2-1
hel hel: hèl (Lutterade) De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)] III-3-3
hemd hemd: hømǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.] II-5
hemel hemel: emel (Lutterade), hemel (Lutterade) De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [SGV (1914)] III-3-3
hemelsleutel sint-janskruid: Sintjanskroed (Lutterade) Hemelsleutel (sedum telephium: purpureum 10 tot 40 cm hoog. De stengels groeien rechtop of opstijgend; de bladeren groeien tegenoverstaand, eivormig, vlezig en gezaagd; de bloemen groeien in dichte trossen en zijn geel of purperrood. Bloeitijd in juli e [N 92 (1982)] III-4-3
hemelvaartsdag hemelvaart: hemelvaart (Lutterade) Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)] III-3-3
hengsel hengel: ingel (Lutterade) hengsel [SGV (1914)] III-2-1
hengst hengst: eŋst (Lutterade) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9
herdershond schepershond: šęǝpǝšhonjtj (Lutterade) Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.] I-12