e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kousenband bindel: bingel (Lutterade), kousenbindel: kousebingel (Lutterade) kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kraag kraag: kraag (Lutterade), krāx (Lutterade) Deel van een kledingstuk. De omgevouwen of opstaande rand langs de halsopening van een jas, japon, overhemd enz. [N 62, 31c; MW; monogr.] || Hoe noemt U: de kraag [N 62 (1973)] II-7, III-1-3
kraagmantel pelerine (<fr.): pellerien (Lutterade) een ouderwetse kraagmantel (pellerine?) [N 59 (1973)] III-1-3
kraagschroef houtschroef: hǫwtšruf (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Grote houtschroef waarvan het bovengedeelte de railvoet op de dwarsligger houdt. Het woordtype "telefoonbout" uit Q 113 en Q 121b voor respektievelijk de mijnen Emma en Willem-Sophia is een volksetymologische verbastering van "tire-fondbout". [N 95, 712; Vwo 453; Vwo 784] II-5
kraakbeen knoers/knors: knoosch (Lutterade) kraakbeen [SGV (1914)] III-1-1
kraanvogel kroenekraan: kroenekrane (Lutterade) kraanvogel [SGV (1914)] III-4-1
krabben dabben: dabbe (Lutterade), kratsen: kratse (Lutterade) krabben [SGV (1914)] III-1-2
kragenblok blok voor de kragen: blok vø̄r dǝ krē̜x (Lutterade) Voor het strijken van de kraag gebruikt men het kragenblok. Het kragenblok dient ook voor het inpersen van borststukken, het gladmaken van korte vlakten en het platpersen van kleine naden (Gerritse, pag. 34). De informant van L 417 zegt de kragen op de tafel te strijken. De informant van Q 83 vermeldt dat het heel lang geleden is dat hij een kragenblok heeft zien gebruiken. Er bestaan alleen houten kragenblokken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ.' [N 59, 19e] II-7
kralen van de rozenkrans kralen: kralle (Lutterade) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kramer kramer: krieemer (Lutterade) kramer [SGV (1914)] III-3-1