e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
storing, dislokatie storing: štyareŋ (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]), štø̄areŋ (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Een plotselinge vernauwing van de steenkoollaag door het binnendringen van het dak of de vloer of vaak ook van beide. [N 95, 843; N 95, 496; monogr.] II-5
stormx storm: sjtorm (Lutterade) storm, zeer hevige, zekere tijd aanhoudende wind [tempeest] [N 81 (1980)] III-4-4
stortplaats stort: sjtort (Lutterade, ... ) de plaats waar vuilnis gestort mag worden [stort] [N 90 (1982)] III-3-1
stoten stoten: schtooate (Lutterade), sjtoate (Lutterade) stoten, stuiken [SGV (1914)] || Stoten: een schokkende of krachtige duw geven (stoken, stuiken). [N 84 (1981)] III-1-2
stoter stoter: štǭtǝr (Lutterade) [N 77, 18] I-12
stoven smoren: sjmoore (Lutterade) stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)] III-2-3
straf geven straf geven: schtroaf gêve (Lutterade), straffen: schtroave (Lutterade) straf geven [SGV (1914)] || straffen [SGV (1914)] III-2-2
streng streen: štriǝn (Lutterade), strengetje: štrɛŋskǝ (Lutterade) Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.] II-7
streng (bn.) strang: schtrang (Lutterade) streng (bijv. nw.) [SGV (1914)] III-1-4
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] streen: schtrieen (Lutterade), streng: sjtreng (Lutterade) Aantal te samen gedraaide of gewonden bundel draden waarin garen in de handel komt (streng, streen, kluit) [N 79 (1979)] || streng (garen) [SGV (1914)] III-1-3