e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het vuur doven doven: douven (Lutterade) Het branden doen eindigen (blussen, doven) [N 79 (1979)] III-2-1
het zielboek aflezen het zielenboek aflezen: zealebook aafleaze (Lutterade) Het zielenboek aflezen. [N 96B (1989)] III-3-3
heten heten: Opm. Duitse sch netals in woord Schiff.  eische (Lutterade) heeten [SGV (1914)] III-2-2
heup heup: eup (Lutterade) heup [SGV (1914)] III-1-1
heupwijdte, zitwijdte votwijdte: vǫtwitǝ (Lutterade) Maat gemeten om het dikste deel van het zitvlak, met voor heren twee vingers speling tussen de maatband en het lichaam. [N 59, 44d; N 59, 44c; N 62, 2b] II-7
heuvel, kleine hoogte heuvel: heuvel (Lutterade), ⁄nen huivel (Lutterade), hoogte: ēūigde (Lutterade), heu-ëgte (Lutterade), verhoogsel: ei verheugsel (Lutterade) heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] || hoogte [SGV (1914)] || hoogte, vlak stuk land dat hoger gelegen is dat het omliggende land [verhoogsel] [N 81 (1980)] III-4-4
hiel vers: vèsch (Lutterade), vêsch (Lutterade) hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)] III-1-1
hiernamaals hiernamaals: hiemoamoals (Lutterade) Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)] III-3-3
hijgen gijgen: giege (Lutterade), hijgen: hiege (Lutterade), snakken: schnakke (Lutterade) hijgen (naar adem) [SGV (1914)] || Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)] III-1-2
hijgen naar adem, reutelen ratelen: rootele (Lutterade) hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] III-2-2