e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
homp brood homp: hoomp (Maasbracht) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3
hond hond: hondj (Maasbracht) hond [SGV (1914)] III-2-1
hondenhok hondskooi: hoensjkoauj (Maasbracht) hondenhok [DC 10 (1941)] III-2-1
honger hebben trek hebben: trijk hebbe (Maasbracht) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
honing honing: honeŋ (Maasbracht), hōneŋ (Maasbracht) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingdrank bijenvoer: bi-jǝvōr (Maasbracht) Na de verwijdering van de honing uit de raten houdt men ruwe was over die gezuiverd wordt met water. De gegiste honing- en wateroplossing wordt dan mee of mede, honingdrank genoemd. [N 63, 120a; R 3, 45; Ge 37, 148; JG 2b-5, add.; monogr.] II-6
hoofd hoofd: huit (Maasbracht), hūīt (Maasbracht), B.v. sjlaag m op zien huid.  huid (Maasbracht), kop: kop (Maasbracht), kŏp (Maasbracht), köp (Maasbracht) [N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)] III-1-1
hoofddoek kopplag: kopplak (Maasbracht), plaggetje: plekske (Maasbracht) hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] III-1-3
hoofdkaas hoofdvlees: huidvleis (Maasbracht), huitvleis (Maasbracht), huitvleisch (Maasbracht) hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)] III-2-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen kap: de kap (Maasbracht) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3