e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
openbroek met linten boks: boeks (Maasbracht) vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)] III-1-3
opgroeiend jong kipje hennetje: hęnkǝ (Maasbracht), pulletje: pø̜lkǝ (Maasbracht) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophouden met het werk ophouden: ophoaje (Maasbracht), uitscheiden: oetscheije (Maasbracht) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] III-1-4
opklaren opklaren: ’t klaortj op (Maasbracht) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opmaken opmaken: gâêlt opma.kə (Maasbracht) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
opper huist: hūst (Maasbracht) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
opperhuid opperhuid: opperhuid (Maasbracht) opperhuid [N 10 (1961)] III-1-1
oppoken opporren: oppurǝ (Maasbracht) Het vuur oppoken. [N 29, 8a; OB 2, 2b; monogr.] II-1
oprispen boeren: boere (Maasbracht), een boer laten: eine boer laote (Maasbracht), oprupsen: opröpse (Maasbracht, ... ), oprùpse (Maasbracht), opstoten: opstote (Maasbracht), opstōātje (Maasbracht), rupsen: rupse (Maasbracht), röpse (Maasbracht) Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)] || oprispen [SGV (1914)] || oprispen, een boertje laten [beuke, bulke, opgeure, opbotte] [N 10a (1961)] III-1-2
oprisping boer: boer (Maasbracht, ... ), oprupsing: opröpsing (Maasbracht) Hoe noemt men een oprisping? [DC 47 (1972)] III-1-2