24255 |
tochtig |
rits:
rēts (L377p Maasbracht),
tochtig:
tø̜xtex (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht),
tęxtex (L377p Maasbracht)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b]
I-11, I-12
|
33697 |
toegangsweg naar het erf |
opvaart:
ǫp˲vārt (L377p Maasbracht)
|
Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.]
I-8
|
19663 |
toilet |
bestekamer:
beͅstəkāmər (L377p Maasbracht),
gemak:
gəmāk (L377p Maasbracht),
huisje:
hy(3)̄skə (L377p Maasbracht)
|
wc, toilet [N 05A (1964)]
III-2-1
|
21380 |
tol betalen |
barrier (<fr.) betalen:
bereer betale (L377p Maasbracht)
|
tol betalen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21381 |
tolgaarder |
die de barrier heeft:
man dè de bereer hètj (L377p Maasbracht)
|
tolgaarder [SGV (1914)]
III-3-1
|
19583 |
tondel |
zwam:
schwam (L377p Maasbracht),
zwam (L377p Maasbracht)
|
ontvlambaar materiaal in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19542 |
tondeldoos |
tondeldoos:
dofbij ton-
tondjeldoös (L377p Maasbracht)
|
tondeldoos, koperen huls gevuld met licht ontvlambaar materiaal (tintelton, tinteldoos) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17727 |
tonen |
laten zien:
loate zee (L377p Maasbracht),
tonen:
Ook: tuine.
toine (L377p Maasbracht)
|
tonen [SGV (1914)]
III-1-1
|
17620 |
tong |
blad:
blāāt (L377p Maasbracht),
tong:
tong (L377p Maasbracht)
|
tong [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32056 |
toogpin |
spie:
spi (L377p Maasbracht),
toogpen:
tōxpɛn (L377p Maasbracht)
|
De dunne, houten pin die in de pen-en-gatverbinding wordt geslagen, om de twee delen definitief met elkaar te verbinden. Zie ook afb. 142. [N 54, 38b; N 54, 64g; A 32, 9; monogr.]
II-12
|