20241 |
buurt |
nabuur:
noaber (L377p Maasbracht)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
buurten:
buurte (L377p Maasbracht)
|
buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18557 |
capuchon |
kap:
kap (L377p Maasbracht)
|
capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33749 |
castreren |
snijden:
snii̯ǝ (L377p Maasbracht)
|
In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11
|
21307 |
cavalier |
vrijer:
vrieer (L377p Maasbracht)
|
Cavelier [SGV (1914)]
III-3-1
|
21451 |
cent |
cent:
eine cent (L377p Maasbracht)
|
cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21539 |
centiem |
centiem:
centiem (L377p Maasbracht)
|
koperen munt van 1 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20837 |
cervelaatworst |
droogworst:
dreŭgwoost (L377p Maasbracht)
|
droogworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18824 |
chagrijn |
chagrijn:
chagring (L377p Maasbracht)
|
chagrijn [SGV (1914)]
III-1-4
|
20545 |
cichorei |
cichorei:
cikorei (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht),
suikerij:
sokkerei (L377p Maasbracht)
|
cichorei [SGV (1914)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|