25008 |
hoek (tussen twee lijnen) |
hoek:
hook (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
hoök (L267p Maasbree)
|
de ruimte tussen twee rechte lijnen of twee vlakken die elkaar ontmoeten [oord, hoek, winkel] [N 91 (1982)] || hoek [SGV (1914)]
III-4-4
|
22871 |
hoekschop |
corner (eng.):
korner (L267p Maasbree)
|
Hoekschop. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22358 |
hoepel |
reep:
reip (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree,
L267p Maasbree,
L267p Maasbree),
rijp (L267p Maasbree)
|
a) Grote houten of ijzeren ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt [hoepel, reep, kuil]. [N 88 (1982)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] || hoepel [SGV (1914)]
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
repen:
reipe (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
rijpe (L267p Maasbree)
|
b) Met de hoepel spelen [hoepelen, banden, repen]. [N 88 (1982)] || hoepelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
18017 |
hoest |
hoest:
hoost (L267p Maasbree)
|
hoest [SGV (1914)]
III-1-2
|
32937 |
hoeveelheid hooi die men opsteekt |
armvol:
ɛr(ǝ)vǝl (L267p Maasbree)
|
De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a]
I-3
|
18352 |
hoge rijgschoen |
bottine:
boutinnes (L267p Maasbree)
|
De halfhoge schoen die indertijd door iedereen werd gedragen? (bottine?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18350 |
hoge schoen met elastieken tussenstukken |
engelse bottine:
Ingelse boutines (L267p Maasbree)
|
Een bottine waarvan het overleer uit een stuk bestond. Aan beide zijden van de schoen was een lap elastiek verwerkt. Zie tek. 206c (eenstuksbottine, elastiekbottine?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
21866 |
hogen |
hogen:
huuge (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22525 |
hogen, hoogjassen (kaartspel) |
hogen:
huuge (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|