21386 |
uithoren |
uithengelen:
oethungele (L267p Maasbree),
uithoren:
ōēthuure (L267p Maasbree),
uitvorsen:
ōētvorse (ongerzeuke) (L267p Maasbree)
|
door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)] || uitvorschen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21953 |
uitkomen van de eieren |
pikken:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!
pikke van een ei (L267p Maasbree)
|
Hoe heet verder: uitkomen van de eieren? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
31087 |
uitleesten |
uitleesten:
uǝtliǝstǝ (L267p Maasbree)
|
Het, eventueel met behulp van een leesthaak, uit de schoen trekken van de leest. [N 60, 141b]
II-10
|
21786 |
uitleg |
uitleg:
oëtleg (L267p Maasbree),
ōētlek (L267p Maasbree)
|
het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21391 |
uitleggen |
uitleggen:
oëtlegge (L267p Maasbree),
ōētlegge (L267p Maasbree)
|
duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21452 |
uitnodigen |
noden:
nuuje (L267p Maasbree),
uitnoden:
ōētnuje (L267p Maasbree)
|
iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
31062 |
uitpoetsen |
uitpoetsen:
uǝtputsǝ (L267p Maasbree)
|
Het met diverse uitpoetsmiddelen bewerken van de schoenen of polijsten van de randen. [N 60, 131b]
II-10
|
31064 |
uitpoetsinkt |
uitpoetsinkt:
uǝtputseŋk (L267p Maasbree)
|
Leersmeersel dat in recentere tijd het zwartsel is gaan vervangen. De woordtypen wasinkt en was wijzen erop dat de uitpoetsinkt in deze gevallen op een basis van was berust. [N 60, 132b; N 60, 132a]
II-10
|
31144 |
uitpoetsmachine |
uitpoetsmachine:
uǝtputsmǝsxiǝn (L267p Maasbree)
|
De machine waarmee men poetst. Meestal is deze gecombineerd met de schuur- en schrooimachine. De informant van Q 253 geeft de volgende beschrijving van een poetsmachine: "De machine bestaat uit een geraamte met een elektrisch aangedreven as van ongeveer 1,50 m lengte met een stel borstels en daarachter en daaronder stofafzuigkappen. Op de as zijn, om de zowat 15 cm, verschillende rollen gemonteerd. Meestal gaat het om een stalen borstel, een of meerdere schuurrollen, een rol bestaande uit op elkaar geperste leerschijven, een gewone borstel, een rol van op elkaar geperste schijven uit doek. Op ieder uiteinde van de as is er telkens een frees om de randen van de schoen te effenen." Zie ook het lemma gecombineerde machine. [N 60, 243a]
II-10
|
31068 |
uitpoetswas |
kantenwas:
kaŋktǝwas (L267p Maasbree)
|
De zwarte, bruine of gele was waarmee men de hakken en zijkanten van zolen inwrijft. Het is het laatste werk dat een schoenmaker aan de schoenen te doen heeft: het uitpoetsen van het onderwerk. [N 60, 134a]
II-10
|