e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

Gevonden: 4847
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buskruit kruit: krōēt (Maasbree), pulver (<lat.): polver (Maasbree, ... ) buskruit [SGV (1914)] || licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)] III-3-1
buskwast buskwast: bø̜skwas (Maasbree) Kwast waarbij de haarbundel in een ijzeren of koperen bus bevestigd is. [N 67, 30b] II-9
bussel uitgedorst stro bos: bus (Maasbree), bussel: bø̜sǝl (Maasbree) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buur nabuur: naober (Maasbree, ... ) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurman nabuur: naober (Maasbree, ... ), nabuurman: noaberman (Maasbree) buurman [SGV (1914)] || iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurt buurt: buurt (Maasbree), naburen: de naobere (Maasbree) het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] III-3-1
buurten kallen: (wi-j gan kalle (Maasbree), naburen: noabere (Maasbree) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] III-3-1
calvarieberg op het kerkhof calvarieberg: calvarieberg (Maasbree), calvariegroep: calvariegroep (Maasbree) De beeldengroep op het kerkhof, bestaande uit Jezus aan het kruis en aan weerskanten daarvan Maria en Johannes [Calvariegroep, kruisgroep, Calvarieberg?]. [N 96A (1989)] III-3-3
calèche -&gt; sjees? sjees (<fr.): sieës (Maasbree) een licht, vierwielig rijtuig [caleche, kales] [N 90 (1982)] III-3-1
cambreren cambreur inzetten: kambrø̄r enzętǝ (Maasbree) Het van een cambreur voorzien van het onderwerk. [N 60, 90a] II-10