21970 |
duivenmelker |
duivenmelker:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!
doëve-mèlliker (L267p Maasbree)
|
Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duif:
dōēf (L267p Maasbree),
duivin:
doevin (L267p Maasbree),
wijfje:
wiefke (L267p Maasbree)
|
een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
dae wuu‧rd dol (L267p Maasbree),
dol (L267p Maasbree),
dol zien (L267p Maasbree),
duizelig:
dae wuu‧rd duuzelig (L267p Maasbree),
duzelig (L267p Maasbree),
duzelig zien (L267p Maasbree),
duüzelig (L267p Maasbree),
dūūzelig (L267p Maasbree)
|
dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [SGV (1914)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || duizelig zijn [DC 60 (1985)] || duizeligheid [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24811 |
duizendblad |
hazegerf:
hazegerf (L267p Maasbree),
hāzǝgɛrǝf (L267p Maasbree)
|
Achillea millefolium L. Het gewoon duizendblad komt zeer algemeen voor in grasland, langs wegen en op stortplaatsen, maar ook als sierplant. Het heeft zeer fijnverdeelde veervormige bladeren, wit tot roze bloempjes in een schermvormige tuil en bloeit van juni tot oktober. De hoogte varieert van 15 tot 50 cm. [A 42B, 4a; monogr.] || duizendblad [DC 42b (1967)]
I-5, III-4-3
|
20045 |
duizendschoon |
jonkertje:
eigen spellingsysteem
junkerkes (L267p Maasbree)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.) [N 92 (1982)]
III-2-1
|
21794 |
dulden |
luchten:
luchte (L267p Maasbree),
uitstaan:
oëtstaon (L267p Maasbree)
|
iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19311 |
durfal |
kadee:
kadee (L267p Maasbree)
|
iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17837 |
dutje |
dutje:
dutje (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21418 |
duur |
duur:
deur (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree,
L267p Maasbree)
|
duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] || veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
douwə (L267p Maasbree),
dowe (L267p Maasbree)
|
duwen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|