e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtsnip snep: sneͅp (Maaseik) houtsnip (34 grote uitgave van watersnip [116], maar dan bosvogel; meest op trek; ook zeldzame broedvogel; roep in de lente [tsp...wok, wok, wok]; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
houtspaander plimp: plømpə (Maaseik, ... ) spaantje van hout waarmee men vuur neemt uit de kachel of de haard, bijv. om een pijp op te steken (servieskes) [N 20 (zj)] III-2-1
houtsplinter splinter: splentǝr (Maaseik) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12
houtworm houtworm: houtworm (Maaseik), oͅ.u̯twoͅrəm (Maaseik), memel: mēməl (Maaseik), molm: molm (Maaseik), worm: weurm (Maaseik) houtworm [Lk 01 (1953)] || houtworm, memel [ZND 38 (1942)] || wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)] III-4-2
houweel hak: hak (Maaseik) Houweel of hak die vroeger gebruikt werd om de wielen van de kar of wagen vrij te maken als die vastgelopen was op slechte wegen. Deze hak werd ook gebruikt als steun voor de kar of wagen tot de wegen beter werden en de hak als steun vervangen werd door de zware karsteun. [N 17, 83; JG 1d; monogr.] I-13
hovaardig groots: gruuts (Maaseik), grytš (Maaseik), hoog in de bol: hūəx i̯n də boͅ.l (Maaseik) hovaardig [ZND A1 (1940sq)] || hovardig III-1-4
huichelaar huichelaar: d’es ’nən ĭjjxəlēͅr (Maaseik), schijnheilige: dèt is eine chienheilige (Maaseik), ’nə šĭjnēͅjlĭgə (Maaseik) huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)] III-1-4
huid vel: vel (Maaseik, ... ), veͅ.l (Maaseik), veͅəl (Maaseik), vɛl (Maaseik), (mv)  vɛlǝ (Maaseik) [L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)] || een vel [ZND A1 (1940sq)] || huid, vel [N 10b (1961)] I-11, III-1-1
huiduitslag brobbels: brŏbbele (Maaseik), uitslag: oewtslaag (Maaseik), owtslaag (Maaseik, ... ) Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (uitslag, pukkels, broebels). [N 107 (2001)] III-1-2
huif van de huifkar huif: huf (Maaseik) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13