18613 |
baret |
baret (<fr.):
baret (L372p Maaseik)
|
baret [flat, floets] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24120 |
barmsijs |
barmsijs:
bar(ə)msei̯s (L372p Maaseik)
|
sijs: barmsijs (12,5 bruin, met steeds rood voorhoofd en zwart sikje; alleen in sommige jaren op trek; gewoonten als sijs [006]; ook in mast- en berkenbos; twee soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
bae.rəvəs (L372p Maaseik),
barvoets:
berves (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
bervəs (L372p Maaseik),
bɛrvəts (L372p Maaseik)
|
barrevoets [ZND 19 (1936)], [ZND m] || blootvoets [RND]
III-1-3
|
21781 |
bascule |
bascule:
baskyl (L372p Maaseik),
wegen van allerlei (graan, aardappelen varkensvenz.)
baskyl (L372p Maaseik)
|
Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)]
III-3-1
|
34501 |
bebroed bevrucht ei |
goed ei:
gōd ē̜i̯ (L372p Maaseik)
|
[N 19, 54c]
I-12
|
34500 |
bebroed onbevrucht ei |
rot ei:
rǫt ē̜i̯ (L372p Maaseik)
|
[N 19, 54b]
I-12
|
19730 |
bed |
bed:
be̝ͅt (L372p Maaseik),
bøͅt (L372p Maaseik)
|
bed [RND], [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
19754 |
beddenlaken |
laken:
lākə (L372p Maaseik)
|
Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21454 |
bedelaar |
bedelaar:
dao waoren 3 minsen die de baidelair gezien hawen (L372p Maaseik),
schooier:
schoeier (L372p Maaseik),
een bedelaar of een mensch in lompen gekleed
sjoeier (L372p Maaseik)
|
Er waren drie mensen die de bedelaar hadden gezien [ZND 46 (1946)] || kent ge het woord schooien ? (uitspraak + betekenis) [ZND 42 (1943)] || leurder [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21546 |
bedelen |
inbedelen:
enbę̄dǝlǝ (L372p Maaseik),
leuren:
leuren (L372p Maaseik),
schooien:
choeien (L372p Maaseik),
bedelen
choeien (L372p Maaseik),
leuren
schājən (L372p Maaseik)
|
Het vragen van een moerloze zwerm om een plaats bij een naburig volk. Wanneer een zwerm moerloos blijft, is hij praktisch ten dode opgeschreven. Eén van de mogelijkheden tot overleven is een plaats te vragen bij een andere zwerm. Eeckhout (pag. 129) zegt dat haar informanten het begrip bedelen bij bijen als onbestaand beschouwen. Dit verschijnsel noemen zij roven. [N 63, 61b] || kent ge het woord schooien ? (uitspraak + betekenis) [ZND 42 (1943)]
II-6, III-3-1
|