25628 |
beschuitmeel |
patent:
patɛnt (L372p Maaseik)
|
Meel voor het bereiden van beschuitdeeg. Momenteel wordt hier het beste meel voor gebruikt, vroeger wel eens tarwe- of griesmeel. [N 29, 57a]
II-1
|
25636 |
beschuitmes |
beschuitmes:
bǝsxø̄tmɛs (L372p Maaseik)
|
Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b]
II-1
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
bəšy(3)̄tə pap (L372p Maaseik),
Syst. Frings
bəšø̄i̯təpap (L372p Maaseik)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
bolletjes:
bø̜lǝkǝs (L372p Maaseik)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
21532 |
besteken |
besteken:
eemes bestieken (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
emes bestieken (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik,
L372p Maaseik,
L372p Maaseik),
Van aovend is et den aovend, en mörgen is et den daag, det ich oos moder bestiêke maag. (Volksdeuntje).
bestiêke (L372p Maaseik),
schenken:
šeŋkə (L372p Maaseik)
|
Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] || Iemands (feestdag) vieren. || schenken [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1, III-3-2
|
25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vàs wēͅr (L372p Maaseik),
vast weer.
vàs(t) wer (L372p Maaseik)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
beer:
biêr (L372p Maaseik)
|
bes
I-7
|
21471 |
betalen |
betalen:
de moos gelj hubbe om te koene betale (L372p Maaseik),
de mos gelek ebbe vuur te betale (L372p Maaseik),
ge moet geldj hebben om te konnen betalen (L372p Maaseik),
vereffenen:
ps. omgespeld volgens Frings.
vareͅfənə (L372p Maaseik),
vəreͅfəvə (L372p Maaseik)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
beteuterd:
ei sting betuuterd (L372p Maaseik),
he stong betuuterd (L372p Maaseik),
ook materiaal znd 32, 67
beteútert (L372p Maaseik),
betuuterd (L372p Maaseik)
|
beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
27448 |
beton |
beton:
bǝtǫŋ (L372p Maaseik)
|
Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.]
II-9
|