e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woelen schravelen: sjravele (Maaseik), schurgen: sjörge (Maaseik), sjörge(n) (Maaseik) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)] III-1-2
woensdagx goensdag: gōnsdeͅx (Maaseik) woensdag [ZND 10 (1925)] III-4-4
wol wol: wǫl (Maaseik) Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.] II-7
wolfsdak scheerkop: šīrkǫp (Maaseik) Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.] II-9
wolfseinde halve noordhoek: hawvǝ nūrthōk (Maaseik), noordhoek: nūrthōk (Maaseik) Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.] II-9
wolfsgebit, gebroken gebit dubbel gebit: dø̜bǝl gǝbīǝ.t (Maaseik), stang: staŋ (Maaseik) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wolk alg. wolk: woͅlək (Maaseik) wolk [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
wollen muts (kinderen) pots: pots (Maaseik) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3
wonde wonde: dij wonj zal ettere (Maaseik), díj wŭjn zal ĕtərə (Maaseik), wonj (Maaseik) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2
wonen wonen: wūnə (Maaseik) wonen [ZND A1 (1940sq)] III-2-1