e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
horens verwijderen afkappen: āfkapǝ (Maaseik) Als de kop tot aan de horens afgehuid is, worden ze met een (hak)mes of een zaag bij de inplant verwijderd. In vele gevallen worden de horens met een bijl erafgeslagen. De woordtypen "blijven" en "ze aan het vel laten" duiden erop dat de horens a.h.w. aan de huid blijven vastzitten. [N 28, 42; monogr.] II-1
horizontale sluitbalk van een poort grendelpaal: grɛndǝlpǭl (Maaseik), hefboom: hɛfbǭm (Maaseik), knevel: knēvǝl (Maaseik), sluitboom: slūt˱bǭm (Maaseik) Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.] I-6
horloge horloge: orlogi (Maaseik), orlūəžə (Maaseik), ’n goujən ərlūəžə (Maaseik) een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-3
horrelvoet dikke voet: dikke voot (Maaseik), klompvoet: kliompvoot (Maaseik), klompvoot (Maaseik, ... ) Misvormde voet (hompelvoet, horrelvoet, paardevoet, klompvoet). [N 107 (2001)] III-1-2
hortensia hortensia: geen volksnamen  hortensia (Maaseik) [DC 76 (2002)] I-7
hotsen klotsen: klotse (Maaseik), schokkelen: sjôgkele (Maaseik), schokken: sjokke (Maaseik), sjokke(n) (Maaseik) hotsen [ZND 01 (1922)] || Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, hobbelen, stokken) [N 108 (2001)] III-1-2
houden houden: ha.wə (Maaseik), haawe (Maaseik), hauwe (Maaseik) houden [ZND A1 (1940sq)] || houden (houwen) [ZND m] || houden, houwen [ZND 01 (1922)] III-1-2
houden van gaarne zien: eemes gêr zeen (Maaseik), geir zeen (Maaseik), iem giën zien (Maaseik), houden van: Hai hiljt vail van Vader en moeder, van Pa en Moo, van Nonk en Tant, van meister en naoberman, van der schrienwairker (Maaseik), he hild veul van vader en mooder, van pa en moo, van nunk en tant, van meister en nober, van den tummerman (Maaseik), hè hilt veul van vader en mooder, van pa en moo, van nonk en tant, van meister en beurman, van den schrienewirker (Maaseik), van eemes hauten (Maaseik), van emes hauwen (Maaseik), liefhebben: leef ebbe (Maaseik), hebben: twee doffe e  eemes leef hebben (Maaseik), liefhouden: emes leefhawen (Maaseik) Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] || Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] || Liefhebben. [ZND 01 (1922)] III-3-1
houder van slachtvee veekoopman: vīkǫu̯pmān (Maaseik) [N 3A, 77d] I-11
houtduif bosduif: boͅs˂dou̯f (Maaseik) houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)] III-4-1