e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwijl sloever: slaover (Maaseik), sloaver (Maaseik), zever: zeiver (Maaseik, ... ) Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 106 (2001)] III-1-1
kwispelstaarten kwispelen: kwispele (Maaseik) kwispelstaarten [ZND 29 (1938)] III-2-1
kwitantie kwitantie: ps. omgespeld volgens Frings.  kwitansi (Maaseik, ... ), rekening: ps. omgespeld volgens Frings.  rikəneŋ (Maaseik, ... ) kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)] III-3-1
l-vormige hoeve blokhuis: blǫkhūs (Maaseik) Navraag of er verschil in benaming was tussen een L-vormig bouwwerk waarvan de korte poot wordt gevormd hetzij door het woonhuis, hetzij door een schuur of stal, leverde geen nieuwe termen op. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 3. [N 4A, 1b en 2c] I-6
laag grond laag: laog (Maaseik), laug (Maaseik), liege (Maaseik), loag (Maaseik) laag (znw.) [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-4
laag schoven op de wagen laag: lǭx (Maaseik) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laaggelegen weidegrond broek: brok (Maaseik) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in een akker laagte: lęǝxtǝ (Maaseik) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: lixtǝ (Maaseik) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) bot: bot (Maaseik, ... ), bŏt (Maaseik), -> ei paar botten.  bot (Maaseik), -> ei paar botten. Eig. ook eerder als opgave achter 009 dan achter 009a.  botten (Maaseik), laars: lurs (Maaseik), stevel: -> ein paar steefelen.  steefel (Maaseik) laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen [ZND 37 (1941)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] III-1-3