e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achteruit hup-terug: hø̜p tryk (Maaseik), terug: tryq (Maaseik), terug-op: tryk˱ ǫp (Maaseik) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruitgaan achteruitgaan: achteroutgoen (Maaseik), achterutgoon (Maaseik), wijken: wijken (Maaseik, ... ) achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)] III-1-2
achteruittrappen houwen: hǭu̯ǝ (Maaseik), slaan: slǭǝn (Maaseik), stampen: stampǝ (Maaseik) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand achterbred: axtǝrbrit (Maaseik), axtǝrbrī.ǝt (Maaseik), bred: brit (Maaseik), brēt (Maaseik), karbred: (mv)  karbriǝr (Maaseik) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwater, onderwater onderwater: oŋǝrwātǝr (Maaseik) Het water achter de sluizen. De woordtypen beek (Q 88) en grote wijer (Q 88) zijn specifiek van toepassing op het achterwater bij bovenslagmolens. [Jan 88; Coe 43] II-3
achterwerk vot: voͅt (Maaseik) deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] III-1-1
adamsappel adamsappel: Trefw. adams-, vgl. lm. adem  oͅdəmsapəl (Maaseik) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adem asem: aosem (Maaseik), ich kan giŋə osəm huələ (Maaseik) adem [ZND 01 (1922)] || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ademen asemen: aoseme (Maaseik), ich kos neet aosemen (Maaseik), ich kos nēt ōsəmə (Maaseik), asemhalen: ich kan giŋə osəm huələ (Maaseik) ademen [ZND 01 (1922)] || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: aoier (Maaseik), de oaers van ziên vuurheufd (Maaseik), de ōjerə van zine kop (Maaseik), də ojərs van zinə kop (Maaseik), einen oaer oepen sniën (Maaseik), ənən ōjər ūpesnije (Maaseik), əŋə ojər uəpə mākə (Maaseik) ader [ZND 01 (1922)] || de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1