e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
overjas (alg.) lange jas: lange jas (Maasniel), overjas: euverjas (Maasniel, ... ), winterjas: winterjas (Maasniel) herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)] III-1-3
overlangs heen en weer eggen in de lengte [eggen]: en dǝ leŋtǝ (Maasniel) Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.] I-2
overleg beraad: beraod (Maasniel) de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)] III-3-1
overleggen overleggen: euverligke (Maasniel) anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)] III-3-1
overmouwen strompen: štrømp (Maasniel) De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
overschot, restant klats: klats (Maasniel), klatsje: kletske (Maasniel), kliek: kliek (Maasniel), rest: de res (Maasniel) dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)] || rest, overschot III-4-4
oversteek boven teruggebouwde schuurpoorten oversteek: ø̄vǝrštēk (Maasniel) Bij een bepaald type schuur, in de lengterichting verdeeld en met de dorsvloer in de zijbeuk, met dwars daarop in het eerste gebont een wagenbergplaats of stal, zijn de beide poorten op dezelfde hoek teruggebouwd, zodat beide ongehinderd gebruikt kunnen worden. Op de hoek steekt het dak dan over en onder deze oversteek is een rechthoekige ruimte (zie het lemma "ruimte onder de oversteek boven teruggebouwde schuurpoorten" 4.2.6). Zie ook afbeelding 22.d bij het lemma "terugwijkende dakrand" (4.2.1). [N 4A, 35b] I-6
overweg overweg: euverwaig (Maasniel) de plaats waar men een spoorweg kan oversteken [overweg, bareel] [N 90 (1982)] III-3-1
overwegen prakkiseren: prakkezeren (Maasniel) goed nadenken, alles goed bekijken voordat men iets doet [nadenken, achterdenken, naprakkezeren, overdenken] [N 85 (1981)] III-1-4
paaien gieten: geten (Maasniel), kuitschieten: kutt sjete (Maasniel) Hoe noemt u eieren leggen, kuit schieten, gezegd van vissen (schodderen, rogen, paaien, aangaan) [N 83 (1981)] || kuitschieten III-4-2