e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klompen slof: šlǫf (Maastricht) Klompen, meestal beslagen met een stuk leer of blik. De steekklompen waren speciale klompen met platte zool, die aan de onderzijde waren voorzien van een zware ijzeren plaat. Met deze klompen dreef men bij het ouderwetse kleidelven met een forse trap de steekschop in de kleilaag - Tegels Dialek, pag 119. [monogr.] II-8
klompschoen galoche (fr.): worden zo genoemd in den handel ook galoche  galosje (Maastricht), klomp: kloompe (Maastricht), klompenschoen: klōmpəšün (Maastricht), leren klomp: leere klompe (Maastricht) Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)] III-1-3
klonteren klonteren: klontere (Maastricht, ... ), kloontere (Maastricht, ... ), kloontərə (Maastricht, ... ), kluntere (Maastricht, ... ), klūntərə (Maastricht), klóntere (Maastricht), tot klonters koken: tot klunters koke (Maastricht) klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)] III-2-3
klopper, garde garde: gard (Maastricht), klopper: klopper (Maastricht, ... ) Keukeninstrument voor b.v. het kloppen van room of eieren bestaande uit een aantal lusvormige draden die in een handgreep samenkomen (klopper, garde) [N 79 (1979)] III-2-1
klotsen van vloeistoffen klatsen: kletse (Maastricht), klotsen: kloetsje (Maastricht), klootse (Maastricht), klotse (Maastricht), klotsə (Maastricht), klōtse (Maastricht), klōtsə (Maastricht), klòtse (Maastricht), klòtsə (Maastricht), klótse (Maastricht, ... ), klótsə (Maastricht, ... ) het geluid dat vloeistoffen maken bij het golven en botsen van de golven tegen elkaar of tegen een wand [klotsen, kwatsen, palsen] [N 91 (1982)] III-4-4
kloven doorhouwen: dōrhǫwǝ (Maastricht), doorkappen: dōrkapǝ (Maastricht), groeven: groowve (Maastricht), kloven: kleejfte (Maastricht), klieve (Maastricht), kloove (Maastricht, ... ), vierendelen: (het dier wordt) gǝvidǝlt (Maastricht), voren: vòòre (Maastricht) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] || Nadat het dier bestorven is, wordt het in twee delen verdeeld door het in de ruggegraat door te kappen. Soms laat men de ruggegraat aan één kant zitten en kapt men de ribben aan de andere kant los. Beide delen worden vervolgens apart verwerkt. [N 28, 89; Veldeke 32, 69; monogr.] II-1, III-1-2
klucht klucht: kluch (Maastricht), kløx (Maastricht) Een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw]. [N 90 (1982)] III-3-2
kluit fom: fom (Maastricht, ... ), fomme (Maastricht, ... ), De koojketel hóng boven d¯n heerd op e fommevuur te dampen  fom (Maastricht), fomme zijn gepropte kranten (nat geperst).  fomme (Maastricht), soort briket, bestaande uit kolengruis en leemaarde met water vermengd  fóm (Maastricht), kluit: mengsel van kolengruis en leem tot bollen gerold, die eertijds in de kachel werden gestookt  kly(3)̄t (Maastricht) (Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)] || bal van kolengruis en leem || bol van kolengruis en leem || bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] || briket van kolengruis en leem || kluit, steenkoolbriket [ZND 28 (1938)] III-2-1
kluit (geldstuk) knabje: knaepkə (Maastricht) kluit (geldstuk) [ZND 01 (1922)] III-3-1
kluit aarde klot: klǫt (Maastricht) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8