e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kook- en eetruimte in de stal, zomerwoning zomerhuis: zōmǝrhūs (Maastricht) De ruimte vooraan in de stal (de voorstal of een aparte ruimte) waar men in de zomer het eten kookte en at. Vroeger was dat vaak een andere ruimte dan het woonvertrek waarin men in de wintermaanden verbleef. Omdat de koeien in de weide waren, kon de doorgaans ruime en koele voorstal als kook- en eetruimte dienen. Als men niet in de voorstal at, dan was dat in het algemeen een koelere plaats, buiten of onder een afdak aan de noord- of oostkant van de gebouwen. Het begrip "zomerwoning, zomerverblijf" is vanuit verschillende invalshoeken van een benaming voorzien. Het benoemingsmotief kan het seizoen zijn waarin de ruimte wordt benut ("zomer"); of de functie ("keuken"), waarbij men moet bedenken dat de centrale plaats van het huis, de keuken met de haard, ook wel metonymisch met het woord huis wordt aangeduid; vergelijk het Ten Geleide en de plattegronden in paragraaf 1.2. Soms is ook de plek in de boerderij waar de zomerwoning zich bevindt het benoemingsmotief ("achter-") of de functie die de ruimte buiten de zomer heeft ("voorstal", "nere"). Soms ook geeft men door het opgeven van de gebruikelijke keukenbenaming aan, dat men hier ook ''s zomers verblijft ("voorhuis"). Waar mogelijk wordt bij de opgaven aangegeven om welke ruimte het gaat. [N 5A, 5 en 35a; N 5, 128; A 10, 5a] I-6
kookbeitel pletbeitel: plęt˱bęjtǝl (Maastricht) Koudbeitel of volder waarmee de naden tussen twee ijzeren of stalen platen of de randen van een klinknagelkop worden dichtgeslagen. Op deze wijze ontstaat een afsluiting die water- en gasdicht is. Zie ook afb. 183. Volgens de invuller uit Q 121b werd dit werk met behulp van de pin van de hamer gedaan. [N 33, 118] II-11
kookkachel, fornuis cuisinière (fr.): cuisinière (Maastricht), cuissinière (Maastricht), kwisenjĕr (Maastricht), kwizzenjeir (Maastricht), kwizənjēͅrə (Maastricht), De kwiezenjaer woort gepotloed De ruuster van de kwiezenjaer De kwiezenjaer noemde veer ouch ¯t kookmasjien  kwiezenjaer (Maastricht), fornuis: fərny(3)̄s (Maastricht), Veer móste op ¯t fernuus koke, de gaas waos aofgeslote Het gebruikelijke woord is kwiezenjaer Verklw. fornuiske  fornuus (Maastricht), haard: hērt (Maastricht), oventje: Zèt ¯m in ¯t euvensje, dat is nog zoe lekker warm  euvensje (Maastricht) fornuis [ZND 01 (1922)] || keukenfornuis || Vierkante kookkachel met een of meer ovens waarop men verschillende dingen tegelijk kan koken, braden of stoven (fornuis, kookkachel, cuissinière) [N 79 (1979)] III-2-1
kookketel voor vaten kookketel: kookketel (Maastricht) De grote ketel waarin het vat in zijn geheel met kokend water verwarmd kan worden. In Heel (L 328) werd het vat in een grote veevoederketel met water gekookt. Ook het woordtype voerketel, dat voor Maasbree (L 267) en Blerick (L 269) werd opgegeven, duidt op een veevoederketel. [N E, 31] II-12
kookpot marmiet: vleesketel  marmit (Maastricht), pan: pan (Maastricht), De keuke stónt vol ketele, kasserolle, potten en panne  pan (Maastricht), Verklw. penneke  pan (Maastricht), pand: paand (Maastricht), pand (Maastricht, ... ) bekend vaatwerk || berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pan [ZND m] || pand || perceel III-2-1
kooksel eten: etə (Maastricht), gekookts, het -: gəkōōks (Maastricht), koken: kooke (Maastricht), kook, de -: də kōōk (Maastricht), kôok (Maastricht), kooksel: kooksel (Maastricht, ... ), kooksəl (Maastricht) kooksel; Hoe noemt U: Het gekookte, het kooksel (kokenage, kook, zooi) [N 80 (1980)] III-2-3
kool, algemeen: een krop kool hoofd: höd (Maastricht), kabots: jonge koolplanten  kabotse (Maastricht), kool: kuul (Maastricht, ... ), kyl (Maastricht), moes: moos (Maastricht), -  moos (Maastricht) [N Q (1966)] [ZND m]Hoe noemt u: de kool in het algemeen (kol, kóél, kapp\\s) [N 71 (1975)] || kool I-7
koolgruis gruis: grys (Maastricht [Eisden]) Koolgruis. Jongeneel (pag. 42/49) maakt onderscheid tussen "mascherang" en "pof". Met de eerste term duidt hij kolengruis met grote stukken aan, met de tweede kolengruis met kleine stukken. Zie ook de lemmata Stukkool en Schachtkool. [N 95, 465; monogr.] II-5
koolmees, mees dobbelmees: dobbelmies (Maastricht, ... ), koolmeesje: ko:lme:ske (Maastricht), mees: mees(ke) (Maastricht), mies (Maastricht, ... ), meesje: meeske (Maastricht, ... ), mieske (Maastricht), miĕske (Maastricht), zwartkopmees: zwartkop-mies (Maastricht) Hoe heet de koolmees? [DC 06 (1938)] || koolmees [ZND 43 (1943)] || koolmees (14 flinkste en bekendste der boombuitelaars; gele zijkanten; broedt in allerlei gaten, ook bij huizen; roep vaak [tie-ta] of [tie-tie-ta] [N 09 (1961)] || mees [ZND 01 (1922)] III-4-1
koolraap kluitjes: Endepols  kluutsjes (Maastricht), knol: eigen spellingsysteem  knol (Maastricht), kolderaap: kuulderaap (Maastricht), kuuldəraap (Maastricht), WBD/WLD  kŭŭldəraap (Maastricht), kolderaapje: kuulderepkes (Maastricht), kolleraap: kuleraab (Maastricht), WLD  kŭŭlərāāp (Maastricht), koolderaap: kuulderaab (Maastricht), kuulderaap (Maastricht), koolraap: koolraap (Maastricht), kuulraap (Maastricht, ... ), eigen spellingsysteem  koolraap (Maastricht), Endepols  kuulraap (Maastricht, ... ), kuulrab (Maastricht, ... ), WBD/WLD  kŭŭləraap (Maastricht), WLD  kuulraap (Maastricht, ... ), reube: reubə (Maastricht), Endepols = als veevoer  reube (Maastricht), WLD  reube (Maastricht, ... ) De koolsoort die aan de stronk vlak boven de grond ronde raapvormigeknollen heeft die eetbaar zijn (raapkool, koolrabie, koolraap, bagger, knolraap). [N 82 (1981)] || koolraab || Koolraap; de dikke vlezige wortel (onder de grond) van de plant met dezelfde naam die als groente of als veevoer wordt gebruikt (koolraap, raapkool, knolraap). [N 82 (1981)] || raapkool I-7