| 17946 |
met grote stappen lopen |
gengen:
Met grote stappen.
genge (Q095p Maastricht),
grote stappen maken:
groete stappe make (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
stappen:
stappe (Q095p Maastricht)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 20570 |
met kleine hapjes eten |
buffelen:
buffele (Q095p Maastricht),
busselen:
bössele (Q095p Maastricht),
nammen:
speciaal voor kleine kinderen
namme (Q095p Maastricht),
profijtelijk eten:
perfietəlik (Q095p Maastricht),
slokken:
slokke (Q095p Maastricht),
snuisteren:
snuistere (Q095p Maastricht)
|
Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 17945 |
met kleine stapjes lopen |
dribbelen:
B.v. et jungske dribbelt neve zien ma.
dribbele (Q095p Maastricht)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 34140 |
met opgeheven staart rondlopen |
biezen:
bezǝ (Q095p Maastricht),
bisǝ (Q095p Maastricht),
bizǝ (Q095p Maastricht),
bīzǝn (Q095p Maastricht)
|
[N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
| 34003 |
met paard en kar rijden |
varen:
vārǝ (Q095p Maastricht)
|
[JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.]
I-10
|
| 34004 |
met paard en koets rijden, paardrijden |
rijden:
rē̜i̯ǝ (Q095p Maastricht)
|
Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.]
I-10
|
| 22347 |
met sneeuwballen gooien |
mikken:
mikken (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
sneeuwballen gooien:
snībalə gūjə (Q095p Maastricht)
|
Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 17969 |
met snelheid over iets heen vliegen |
razen:
raozə (Q095p Maastricht),
vetsen:
vetse (Q095p Maastricht),
vliegen:
vleege (Q095p Maastricht),
wervelwind:
werrevelwind (Q095p Maastricht)
|
vliegen: Met snelheid over iets heen ~ (snoeken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 19062 |
met tegenzin |
tegen zijn zin:
tēgə mīnə zēn (Q095p Maastricht)
|
tegen heug en meug [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 25101 |
met tussenpozen regenen |
af en toe regenen:
aof en tou regene (Q095p Maastricht),
avəntoͅu rēͅgənə (Q095p Maastricht),
buien:
buien (Q095p Maastricht),
hondsdagenregen:
onbeduidend - onbetekenende regen (in juli en augustus).
hónsdaoge-rege (Q095p Maastricht),
neuzelen:
neuzələ (Q095p Maastricht),
onbestendig:
ónbestendig (Q095p Maastricht),
schoeren:
schoore (Q095p Maastricht),
schuilen:
sjoelen (Q095p Maastricht),
zeveren:
⁄t zeivert (Q095p Maastricht)
|
af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)] || regenen bij tussenpozen [buien, sjoelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|